ECLI:NL:RVS:2019:1753

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
201803224/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake subsidieaanvraag Scouting St. Jan Baptist door college van burgemeester en wethouders van Heerlen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Scouting St. Jan Baptist tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van de Scouting tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen om de subsidieaanvraag voor 2016 niet in behandeling te nemen, ongegrond heeft verklaard. De aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat de Scouting geen ledenlijst had verstrekt met de vereiste gegevens van haar leden. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende aannemelijk had gemaakt dat de ledenlijst noodzakelijk was voor de uitoefening van zijn publieke taak, namelijk het beoordelen van de subsidieaanvraag. De Scouting betoogde dat zij niet verplicht kon worden om deze gegevens te verstrekken en dat dit in strijd was met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 9 april 2019 behandeld en geoordeeld dat het college de aanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. De Afdeling bevestigde dat de verwerking van de gegevens noodzakelijk was voor de subsidievaststelling en dat de belangen van de Scouting niet opwogen tegen het belang van het college om over de ledenlijst te beschikken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van de Scouting werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

201803224/1/A2.
Datum uitspraak: 29 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Scouting St. Jan Baptist, gevestigd te Heerlen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 maart 2018 in zaak nr. 16/2914 in het geding tussen:
Scouting St. Jan Baptist (hierna: de Scouting)
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2016 heeft het college de aanvraag van de Scouting tot het verlenen van een waarderingssubsidie voor 2016 niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 4 augustus 2016 heeft het college het door de Scouting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 maart 2018 heeft de rechtbank het door de Scouting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Scouting hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 april 2019, waar de Scouting, vertegenwoordigd door L. Stel, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.L. Devoi, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Op 11 januari 2016 heeft de Scouting voor 2016 subsidie aangevraagd bij het college. Het college heeft die aanvraag niet in behandeling genomen, omdat de Scouting geen ledenlijst met daarop de naam, woonplaats en geboortedatum van ieder lid heeft verstrekt. De Scouting heeft, ook nadat zij daartoe na de aanvraag nogmaals in de gelegenheid is gesteld door het college, geweigerd de ledenlijst met de betreffende gegevens te verstrekken. Het college stelt de betreffende gegevens nodig te hebben om de subsidieaanvraag te kunnen beoordelen en verwijst naar de Beleidsregel subsidiëring scouting 2016 van de gemeente Heerlen (hierna: de beleidsregel). In de beleidsregel is opgenomen dat bij de subsidieaanvraag de ledenlijst geldend per 1 januari van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd met vermelding van naam, geboortedatum en woonplaats moet worden gevoegd.
Wet- en regelgeving
2.    De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
3.    De Algemene verordening gegevensbescherming gold niet ten tijde van het besluit van 4 augustus 2016 en is daarom niet op deze zaak van toepassing.
Aangevallen uitspraak
4.    De rechtbank heeft geoordeeld dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de ledenlijst noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn publieke taak, aangezien het college met de lijst zelf kan beoordelen en controleren of de activiteiten van de Scouting in hoofdzaak gericht zijn op en toegankelijk zijn voor de jeugd van 5 tot 23 jaar en hoeveel subsidiabele leden de Scouting heeft. Deze werkwijze komt de zorgvuldigheid van het handelen van het college ten goede. Artikel 8, aanhef en onder e, van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) biedt het college voldoende grondslag om de gegevens op de ledenlijst te verwerken.
Verder heeft de rechtbank overwogen dat niet valt in te zien dat het verstrekken van de persoonsgegevens voor het verkrijgen van subsidie onverenigbaar is met het doel waarvoor die gegevens zijn verkregen, namelijk lidmaatschap van de Scouting. Artikel 9, eerste lid, van de Wbp staat hieraan niet in de weg. Voor zover de Scouting zich gebonden acht aan beleidsafspraken van Scouting Nederland, laat dat onverlet dat het college mag verlangen dat bij de subsidieaanvraag een ledenlijst wordt gevoegd, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
5.    De Scouting betoogt dat zij niet verplicht kan worden om een ledenlijst aan het college te verstrekken. Op grond van artikel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) mag zij dit weigeren. Verder stelt zij dat de verplichting om een ledenlijst over te leggen aan het college in strijd is met de Wbp. Het is haar op grond van artikel 9 van de Wbp niet toegestaan de gegevens te verwerken met het doel subsidie aan te vragen. Voorts is de ledenlijst niet noodzakelijk voor een goede vervulling van de publiekrechtelijke taak van het college als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder e, van de Wbp. Daarbij leidt de verplichting een ledenlijst over te leggen tot een onevenredige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de leden of deelnemers. Bij de Scouting bestaat de vrees dat personen met dubieuze bedoelingen op zeer ingrijpende manier gebruik kunnen maken van deze gegevens. De algemene verplichting tot geheimhouding van de verkregen gegevens zoals neergelegd in artikel 2:5 van de Awb biedt onvoldoende waarborg, aldus de Scouting.
5.1.    Beoordeeld moet worden of het college de subsidieaanvraag van de Scouting terecht niet in behandeling heeft genomen.
5.2.    Het college heeft toegelicht dat het de ledenlijst met daarop de naam, geboortedatum en woonplaats van ieder lid nodig heeft om het aantal subsidiabele leden van de Scouting te kunnen bepalen, aangezien de subsidie bedoeld is voor activiteiten die in hoofdzaak gericht zijn op en toegankelijk zijn voor de jeugd van 5 tot 23 jaar. Voor de verdeling van de beschikbare subsidiegelden voor scoutinggroepen moet het college voor langere tijd over deze gegevens kunnen beschikken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college met deze toelichting aannemelijk gemaakt dat de verwerking van de gevraagde gegevens noodzakelijk is voor de goede vervulling van de publiekrechtelijke taak, namelijk het vaststellen van de subsidie en eventueel op de subsidievaststelling volgende besluitvorming. De Afdeling acht daarbij van belang dat met het door de Scouting voorgestelde alternatief, om de ledenlijst eenmalig ter inzage aan te bieden aan het college, niet hetzelfde resultaat kan worden bereikt, omdat, zoals het college heeft aangegeven, het voor de verdeling van de beschikbare subsidiegelden voor langere tijd over de gevraagde gegevens moet kunnen beschikken. Artikel 8, aanhef en onder e, van de Wbp staat er derhalve niet aan in de weg dat het college deze gegevens verwerkt. Evenmin staat artikel 9 van de Wbp eraan in de weg dat de Scouting de gegevens aan het college verstrekt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat het verstrekken van de gegevens in het kader van de subsidieaanvraag niet onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor die gegevens aan de Scouting zijn verstrekt.
5.3.    Op grond van artikel 4:3 van de Awb kan de Scouting weigeren gegevens en bescheiden te verschaffen voor zover het belang daarvan voor de beslissing van het college niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Zoals hiervoor is overwogen, zijn de gevraagde gegevens noodzakelijk voor de subsidievaststelling en is de verwerking daarvan niet in strijd met de Wbp. Daarbij gaat het niet om bijzondere persoonsgegevens, maar om gegevens die in de praktijk regelmatig gedeeld worden. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de Scouting en haar leden daarom niet op tegen het belang van het college om over de ledenlijst te kunnen beschikken voor de subsidievaststelling. De stelling van de Scouting, dat deze gegevens in verkeerde handen kunnen vallen en misbruikt kunnen worden, is onvoldoende onderbouwd en leidt daarom, mede gelet op artikel 2:5 van de Awb, niet tot een ander oordeel. Artikel 4:3 van de Awb biedt de Scouting daarom geen grondslag om te weigeren de gegevens te verstrekken. Dat betekent dat het college mocht besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
5.4.    Het betoog slaagt niet.
Slotsom
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Van Altena    w.g. Van Soest-Ahlers
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2019
343-882.
BIJLAGE - WETTELIJK KADER
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 2:5
1. Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
2. Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.
Artikel 4:3
1. De aanvrager kan weigeren gegevens en bescheiden te verschaffen voor zover het belang daarvan voor de beslissing van het bestuursorgaan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van de bescherming van medische en psychologische onderzoeksresultaten, of tegen het belang van de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op bij wettelijk voorschrift aangewezen gegevens en bescheiden waarvan is bepaald dat deze dienen te worden overgelegd.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c
1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien: […]
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
[…]
Wet bescherming persoonsgegevens
Artikel 8
Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien:
a. de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend;
b. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst;
c. de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is;
d. de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene;
e. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of
f. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert.
Artikel 9
1. Persoonsgegevens worden niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen.
2. Bij de beoordeling of een verwerking onverenigbaar is als bedoeld in het eerste lid, houdt de verantwoordelijke in elk geval rekening met:
a. de verwantschap tussen het doel van de beoogde verwerking en het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen;
b. de aard van de betreffende gegevens;
c. de gevolgen van de beoogde verwerking voor de betrokkene;
d. de wijze waarop de gegevens zijn verkregen en
e. de mate waarin jegens de betrokkene wordt voorzien in passende waarborgen.
3. Verdere verwerking van de gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden, wordt niet als onverenigbaar beschouwd, indien de verantwoordelijke de nodige voorzieningen heeft getroffen ten einde te verzekeren dat de verdere verwerking uitsluitend geschiedt ten behoeve van deze specifieke doeleinden.
4. De verwerking van persoonsgegevens blijft achterwege voor zover een geheimhoudingsplicht uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat.
Algemene subsidieverordening Heerlen 2013
Artikel 3 Bevoegdheidsverdeling
1. Binnen de door de raad vastgestelde begroting kan het college subsidieplafonds vaststellen voor beleids(deel)terreinen en bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
2. Het college, belast met de uitvoering van deze verordening, is bevoegd de subsidiebeschikkingen af te geven.
3. Het college kan voor de subsidies op beleids(deel)terreinen beleidsregels vaststellen.
4. Het college kan ten behoeve van de subsidieverlening en subsidievaststelling formulieren vaststellen voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens.
Beleidsregel subsidiëring scouting 2016
Artikel 6 Indieningsvereisten
Aanvragen voor subsidie worden ingediend middels een daartoe verstrekt formulier, met bijvoegen van:
a. de ledenlijst geldend per 1 januari van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd met vermelding van naam, geboortedatum en woonplaats;
b. een activiteitenplan;
c. jaarrekening en balans van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.