ECLI:NL:RVS:2019:1712
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling
Op 28 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 september 2018 was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 19 februari 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld. In het kader van dit hoger beroep verzocht de vreemdeling de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat hij gedurende deze periode opvang en verstrekkingen zou ontvangen conform de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdeling in het licht van eerdere uitspraken en de omstandigheden van de zaak beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek voor toewijzing in aanmerking komt, en heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris, nu de minister van Justitie en Veiligheid, veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 mei 2019.