ECLI:NL:RVS:2019:1698
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunningen
Op 27 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, die om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden verzocht, in hoger beroep gingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 24 april 2019 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening. De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist en dat zij opvang en verstrekkingen zouden ontvangen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek van de vreemdelingen, gezien de eerdere uitspraak van 20 februari 2019, voor toewijzing in aanmerking kwam. De voorzieningenrechter besloot dat de vreemdelingen niet mochten worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen. Tevens werd de minister van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hadden gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel toe te rekenen was aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van vreemdelingen in asielprocedures, vooral in situaties waarin hun uitzetting op het spel staat. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke rol gespeeld in het waarborgen van de rechten van de betrokken vreemdelingen.