201807301/1/A3.
Datum uitspraak: 22 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 27 juli 2018 in zaak nr. 18/1009 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei- en Kromme Rijngebied, thans: het bestuur van Recreatie Midden-Nederland.
Procesverloop
Bij besluit van 29 augustus 2017 heeft het bestuur op verzoek van [appellant] een aantal documenten openbaar gemaakt.
Bij besluit van 7 maart 2018 heeft het bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 juli 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. S.G. Blasweiler, advocaat te Ede, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Bij besluit van 22 juni 2017 heeft het bestuur [appellant] de toegang ontzegd tot het dagrecreatieterrein Henschotermeer te Woudenberg voor de periode van 22 juni 2017 tot en met 21 juni 2018 (hierna: de gebiedsontzegging). [appellant] heeft hiertegen bezwaar gemaakt waarna het dagelijks bestuur bij besluit van 14 juli 2017 de gebiedsontzegging heeft ingekort tot zes weken vanaf het moment van uitreiking tot 3 augustus 2017.
2. Op 20 juli 2017 heeft [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) verzocht om openbaarmaking van verklaringen van personen die over hem hebben geklaagd bij de buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: de boa) belast met handhaving en toezicht rond recreatieplas Henschotermeer.
Besluitvorming
3. Bij het besluit van 29 augustus 2017 heeft het bestuur de volgende documenten openbaar gemaakt:
- ongedateerd proces-verbaal van bevindingen van de boa over de gebeurtenissen die tot de gebiedsontzegging hebben geleid;
- e-mailbericht van 22 juni 2017 van de boa aan het bestuur over de gebiedsontzegging;
- verslag van de beheerder van de recreatieplas Henschotermeer van 7 juli 2017 over de gebeurtenissen die tot de gebiedsontzegging hebben geleid.
Enkele persoonsgegevens zijn met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob onleesbaar gemaakt.
Bij het besluit van 7 maart 2018 heeft het bestuur voormeld besluit gehandhaafd. Het heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het niet meer documenten onder zich heeft die onder het verzoek vallen. De inhoud van de mondelinge verklaringen van personen die over [appellant] hebben geklaagd zijn alleen in die documenten opgenomen.
Aangevallen uitspraak
4. De rechtbank heeft overwogen dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de mededeling van het bestuur dat het naast de al verstrekte documenten niet over andere documenten beschikt. Verder acht de rechtbank aannemelijk dat de verklaringen van de personen die over [appellant] hebben geklaagd zijn verwoord in de al aan hem verstrekte documenten en dat die verklaringen niet in aparte documenten zijn vastgelegd.
Hoger beroep
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het aannemelijk is dat er niet meer documenten zijn die onder zijn verzoek vallen. Hij voert hiertoe aan dat de rechtbank heeft miskend dat het ongeloofwaardig is dat de verklaringen van personen die over hem hebben geklaagd niet of niet langer onder het bestuur berusten. Hij meent dat het aannemelijk is dat die verslagen, in geanonimiseerde vorm, er wel zijn. De overwegingen van de rechtbank hierover zijn bovendien tegenstrijdig. Zo verklaart de rechtbank in rechtsoverweging 4.1 dat de verklaringen er niet zijn en in rechtsoverweging 4.3 zijn de verklaringen er maar kunnen die niet worden verstrekt, aldus [appellant].
5.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat documenten niet of niet meer onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het naar vaste jurisprudentie van de Afdeling in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat documenten toch onder dat bestuursorgaan berusten. De rechtbank heeft terecht overwogen dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de mededeling van het bestuur dat het naast de al verstrekte documenten niet over andere documenten beschikt. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door hem verzochte verklaringen van de personen die over hem hebben geklaagd toch onder het bestuur berusten. Met de rechtbank acht de Afdeling aannemelijk dat die verklaringen zijn verwoord in de al aan hem verstrekte documenten.
Voor zover [appellant] in hoger beroep heeft verwezen naar hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Afdeling dat hij geen redenen heeft aangevoerd op grond waarvan de weerlegging van die gronden door de rechtbank onjuist dan wel onvolledig zou zijn.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Veenboer, griffier.
w.g. Helder w.g. Veenboer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2019
730.