8.1.In paragraaf 6, sub b, van de Beleidsregels is wat betreft demonstratieprojecten bepaald dat de kosten van derden subsidiabel zijn tot een maximum van 40% van de totale projectkosten. Dit betekent dat de kosten van derden meer mogen bedragen dan 40% van de totale projectkosten, maar dat deze slechts subsidiabel zijn tot een maximum van 40%. In paragraaf 9, eerste alinea, sub c, van de Beleidsregels is evenwel bepaald dat bij demonstratieprojecten de kosten van derden niet meer mogen bedragen dan 40% van de totale projectkosten. De minister heeft zijn standpunt dat de begrotingspost kosten van derden het maximum van 40% van de projectkosten overschrijdt gebaseerd op paragraaf 6, sub b, van de Beleidsregels, maar heeft het bepaalde in paragraaf 6 over de kosten van derden uitgelegd in het licht van hetgeen daarover in paragraaf 9 is bepaald. Nu hetgeen in paragraaf 9 van de Beleidsregels over de kosten van derden is bepaald tegenstrijdig is met hetgeen daarover in paragraaf 6 van de Beleidsregels is bepaald, had de minister bij de toepassing van paragraaf 6 de betreffende passage uit paragraaf 9 buiten beschouwing moeten laten.
De door [appellante] in de aanvraag opgegeven kosten van derden bedragen € 262.410,00. Hoewel deze kosten meer bedragen dan 40% van de totale projectkosten, had de minister dit gelet op het voorgaande niet aan [appellante] mogen tegenwerpen, aangezien [appellante] slechts een bedrag van € 110.020,00 aan subsidie voor de kosten van derden heeft aangevraagd.
9. Het hoger beroep is gegrond. De door de minister gehanteerde gronden voor afwijzing van de subsidieaanvraag van [appellante] houden geen stand. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 15 mei 2017 van de minister alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met de paragrafen 2, 3 en 6 van de Beleidsregels voor vernietiging in aanmerking. De minister dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. De minister dient bij het nieuw te nemen besluit rekening te houden met paragraaf 5 van de Beleidsregels waarin is bepaald dat de subsidie voor demonstratieprojecten ten hoogste 50% van de subsidiabele projectkosten bedraagt en paragraaf 6, sub b, van de Beleidsregels waarin is bepaald dat de kosten van derden subsidiabel zijn tot een maximum van 40% van de totale projectkosten.
10. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen het nieuwe besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
11. De minister dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2018 in zaak nr. 17/3216;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 15 mei 2017, kenmerk JZ/DHI-DGGF-2016-D/170203/BNE;
V. bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VI. veroordeelt de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.048,00 (zegge: tweeduizend achtenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 841,00 (zegge: achthonderdeenenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Komduur
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2019