ECLI:NL:RVS:2019:1618

Raad van State

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
201902946/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding

Op 21 mei 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling. De vreemdeling was bij besluit van 1 april 2019 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank Den Haag had op 15 april 2019 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Fonville, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de rechtsvraag over het toekennen van een proceskostenvergoeding bij een gebrek in de direct aan de bewaring voorafgaande staandehouding, ophouding of verlenging van de ophouding behandeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de grief van de vreemdeling slaagt, en heeft het hoger beroep kennelijk gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover deze de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep.

De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 1.536,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 mei 2019.

Uitspraak

201902946/1/V3.
Datum uitspraak: 21 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 april 2019 in zaak nr. NL19.7620 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 15 april 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Fonville, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in de enige grief opgeworpen rechtsvraag over het toekennen van een proceskostenvergoeding bij een gebrek in de direct aan de bewaring voorafgaande staandehouding, ophouding of verlenging van de ophouding heeft de Afdeling bij uitspraak van 3 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1498, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak, die hier van overeenkomstige toepassing zijn, vloeit voort dat de grief slaagt.
2.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover de rechtbank de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 april 2019 in zaak nr. NL19.7620, voor zover de rechtbank de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet heeft veroordeeld tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten;
III.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.536,00 (zegge: vijftienhonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Lange    w.g. Van de Kolk
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2019
347-873.