ECLI:NL:RVS:2019:1525

Raad van State

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
201903285/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 10 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had eerder een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 29 maart 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen zes weken na het onherroepelijk worden van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank.

De voorzieningenrechter overwoog dat de termijn voor het nemen van een nieuw besluit pas aanvangt na het onherroepelijk worden van de uitspraak, wat betekent dat er op dit moment nog geen verplichting bestaat voor de staatssecretaris om een nieuw besluit te nemen. Het verzoek van de staatssecretaris werd als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201903285/2/V2.
Datum uitspraak: 10 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 29 maart 2019 in zaak nr. NL18.17648 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2019 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 29 maart 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken na het onherroepelijk worden van de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op zijn hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
2.    De rechtbank heeft bepaald dat de termijn voor het nemen van een nieuw besluit op de aanvraag eerst een aanvang neemt binnen zes weken na het onherroepelijk worden van de uitspraak, dat wil zeggen binnen zes weken nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist. Nu de staatssecretaris hoger beroep heeft ingesteld bestaat nog geen verplichting om ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit te nemen.
3.    Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    wijst het verzoek af;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Bakker
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2019
393.