ECLI:NL:RVS:2019:146

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
201808892/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving bedrijfsmatige activiteiten op bedrijventerrein 't Broek te Aalten

Op 23 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Aalten had op 20 december 2016 besloten om niet handhavend op te treden tegen de bedrijfsmatige activiteiten van [belanghebbende] op bedrijventerrein 't Broek te Aalten. Dit besluit leidde tot bezwaren van [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C], die in 2017 gedeeltelijk gegrond werden verklaard door het college. De rechtbank Gelderland oordeelde op 28 september 2018 dat de besluiten van het college vernietigd moesten worden en dat het college opnieuw moest beslissen op de bezwaren van de betrokken partijen.

Tegen deze uitspraak hebben zowel [belanghebbende] als het college hoger beroep ingesteld. In afwachting van de uitspraak op de hoger beroepen heeft het college de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 9 januari 2019 is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het belang van het college bij het treffen van de voorlopige voorziening zwaarder weegt dan het belang van de wederpartijen. Dit is onder andere gebaseerd op de financiële gevolgen voor [belanghebbende] bij handhavend optreden en de maatregelen die al zijn genomen om geluidshinder te beperken.

De voorzieningenrechter heeft daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders van Aalten geen nieuwe besluiten hoeft te nemen op de bezwaren van [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] voordat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 januari 2019.

Uitspraak

201808892/2/A1.
Datum uitspraak: 23 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Aalten,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 september 2018 in zaken nrs. 17/5218, 17/5986 en 17/6338 in het geding tussen:
[wederpartij A],
[wederpartij B],
[wederpartij C]
en
het college.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 20 december 2016 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen de bedrijfsmatige activiteiten van [belanghebbende] op bedrijventerrein 't Broek te Aalten.
Bij onderscheiden besluiten van 4 oktober 2017 heeft het college de door [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] daartegen gemaakte bezwaren gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 september 2018 heeft de rechtbank de door [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de onderscheiden besluiten van 4 oktober 2017 vernietigd en het college opgedragen opnieuw te beslissen op de bezwaren van [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak hebben [belanghebbende] en het college hoger beroep ingesteld.
Het college heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 januari 2019, waar het college, vertegenwoordigd door J.H. ten Klooster en mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, en [wederpartij A], bijgestaan door mr. J.J. Borst, advocaat te Zwolle, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. A.R. Klijn, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak op de hoger beroepen geen uitvoering hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak.
3.    Uit de aangevallen uitspraak volgt dat het college nieuwe besluiten op de door [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] gemaakte bezwaren dient te nemen. Het college moet daarbij de overwegingen van de rechtbank in acht nemen. Gelet op hetgeen het college ter motivering van het hoger beroep heeft aangevoerd en op het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet buiten twijfel of de aangevallen uitspraak in hoger beroep onverkort in stand zal blijven. De voorzieningenrechter acht in dit verband van belang dat de rechtbank het college de opdracht heeft gegeven opnieuw op de bezwaren te beslissen met inachtneming van hetgeen in de aangevallen uitspraak is overwogen, met als uitgangspunt dat het in beginsel gebruik moet maken van zijn bevoegdheid tot handhavend optreden. De rechtbank heeft hierbij het college echter niet de mogelijkheid geboden te bezien of de bedrijfsmatige activiteiten van [belanghebbende] op bedrijventerrein 't Broek te Aalten gelegaliseerd kunnen worden. Voorts acht de voorzieningenrechter niet buiten twijfel dat de bedrijfsmatige activiteiten van [belanghebbende] niet ook als groothandel zijn aan te merken.
Gelet op het voorgaande weegt het belang van het college bij de gevraagde voorziening naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan dat van [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] bij het nemen van nieuwe besluiten op de bezwaren voordat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat ter zitting is gebleken dat [belanghebbende] in geval van handhavend optreden een hal zal moeten sluiten hetgeen grote financiële gevolgen zal hebben. [belanghebbende] heeft voorts ter zitting aangegeven dat een aantal laaddocks inmiddels uitsluitend tussen 7 uur en 19 uur wordt gebruikt en dat zij bij de woning van [wederpartij A] maatregelen heeft genomen om de geluidhinder zoveel mogelijk te beperken.
4.    Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Aalten geen nieuwe besluiten op de door [wederpartij A], [wederpartij B] en [wederpartij C] gemaakte bezwaren hoeft te nemen voordat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen    w.g. Melenhorst
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2019
490.