201800322/1/R3.
Datum uitspraak: 1 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B], beiden wonend te Ridderkerk,
2. Frewa Beheer B.V., gevestigd te Ridderkerk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Ridderkerk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 november 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Bezoekerscentrum Waalbos" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en Frewa Beheer B.V. beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Stichting Bezoekerscentrum Waalbos heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2019, waar [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B], bijgestaan door mr. M. van Gastel, advocaat te Hellevoetsluis, Frewa Beheer B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en mr. M. van Gastel, advocaat te Hellevoetsluis, en de raad, vertegenwoordigd door M. Rienks, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Stichting Bezoekerscentrum Waalbos, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Waalweg nabij het woongebied van Rijsoord. De locatie bevindt zich tussen molen "De Kersenboom" en het woonperceel [locatie 1] te Ridderkerk. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om een bezoekerscentrum te realiseren dat huisvesting zal bieden aan de Stichting Natuurbeheer Waalbos (hierna: SNW), de Stichting Rijsoordse Molen (hierna: SRM) en de IJsclub Rijsoord (hierna: IJRO). Daarnaast zal het bezoekerscentrum gaan fungeren als locatie voor onder meer natuureducatie en opslagruimte. Ook voorziet het bestemmingsplan in de mogelijkheid tot ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel.
2. [appellant sub 1 A] woont op het perceel [locatie 1] te Ridderkerk. [appellant sub 1 B] woont op het perceel [locatie 2] te Ridderkerk. Frewa Beheer B.V. is gevestigd op Rijksstraatweg 67 te Ridderkerk. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] en Frewa Beheer B.V. vrezen overlast als gevolg van de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Ontvankelijkheid
4. De raad stelt in zijn verweerschrift dat het beroep van Frewa Beheer B.V. niet-ontvankelijk is, omdat Frewa Beheer B.V. geen zienswijze naar voren heeft gebracht over het ontwerpplan. Er is een zienswijze ingediend door [bedrijf], maar dit is volgens de raad een andere rechtspersoon.
4.1. Frewa Beheer B.V. stelt in haar beroepschrift dat zij eigenaar is van het perceel Rijksstraatweg 67. Het perceel is door Frewa Beheer B.V. verhuurd aan [bedrijf].
4.2. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. Frewa Beheer B.V. heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
4.3. Frewa Beheer B.V. heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht. Bij de raad is namens [bedrijf] een zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht, die is ondertekend door [persoon A] en [persoon B]. Gebleken is dat [bedrijf] en Frewa Beheer B.V. twee verschillende rechtspersonen zijn, die niet aan elkaar gelieerd zijn. Een machtiging van Frewa Beheer B.V. waaruit zou blijken dat [bedrijf] bevoegd was om namens Frewa Beheer B.V. een zienswijze in te dienen, ontbreekt in de stukken. Gesteld noch gebleken is dat Frewa Beheer B.V. redelijkerwijs niet in staat is geweest zelf een zienswijze in te dienen.
Het beroepschrift van Frewa Beheer B.V. is ondertekend door de gemachtigde van Frewa Beheer B.V., mr. M. van Gastel. Een machtiging van [bedrijf] waaruit zou blijken dat Frewa Beheer B.V. bevoegd is om namens [bedrijf] een beroepschrift in te dienen, ontbreekt in de stukken.
Gezien het vorenstaande is het beroep van Frewa Beheer B.V. niet-ontvankelijk.
Nut, noodzaak en alternatieven
5. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] betwijfelen het nut en de noodzaak van het voorziene bezoekerscentrum (hierna: het bezoekerscentrum). Zij stellen dat er te weinig gebruik zal worden gemaakt van het bezoekerscentrum en dat er derhalve geen noodzaak is voor het bezoekerscentrum. Zo stellen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat in het Reyerpark nabij Slikkeveld het Natuur Milieu Educatief Centrum is gevestigd. Volgens [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] is de belangstelling voor dit centrum vrijwel nihil en valt te verwachten dat dit voor het bezoekerscentrum ook het geval zal zijn. Daarnaast stellen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar alternatieven voor het bezoekerscentrum.
[appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] voeren aan dat de SNW slechts 10 werkdagen per jaar met een uitloop naar 2 dagen per maand gebruik zal maken van het bezoekerscentrum. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] stellen dat voor de SNW bij één van de andere toegangspunten van het Waalbos beter een houten gebouw kan worden gerealiseerd. Volgens hen zou de locatie langs de Langeweg daartoe het meest geschikt zijn, omdat deze locatie ook over voldoende parkeerplaatsen beschikt.
Het bezoekerscentrum zal voor de molen volgens [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] naar verwachting slechts 3 keer een middag per week open zijn. Daarnaast is het volgens [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] al 26 jaar geen probleem geweest dat de molen niet is aangesloten op het waterleidingnet, er geen vergaderruimte is voor het bestuur in de molen, er geen sanitaire voorzieningen in de molen zijn en er geen ruimte beschikbaar is voor het ontvangen van groepen van schoolkinderen voor de molen. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] stellen dat er derhalve nu ook geen noodzaak voor zal zijn. Volgens hen kunnen voor de molen voorzieningen in of naast de molen worden gerealiseerd. Zo kan volgens hen direct naast de molen op een wijze die geen afbreuk doet aan de historische en authentieke waarde van de molen een bezoekerscentrum worden gerealiseerd. Daarnaast zou volgens hen een kelder onder de molen kunnen worden gegraven waar groepen kunnen worden ontvangen, sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd en eigen producten vanuit de molen worden verkocht.
Volgens [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] valt voor de IJRO niet te voorspellen hoe vaak zij gebruik zullen maken van het bezoekerscentrum, alhoewel volgens hen de kans dat een natuurijsbaan in gebruik wordt genomen en daarmee de kans dat er behoefte is aan het bezoekerscentrum gering is. Wat IJRO betreft, zijn er volgens [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] voor de opslag van materialen en het houden van vergaderingen goedkopere alternatieven. Zo stelt [appellant sub 1 B] dat op zijn perceel materialen kunnen worden opgeslagen.
5.1. De raad stelt in zijn verweerschrift dat de SNW, de SRM en de IJRO een gezamenlijke wens hebben uitgesproken voor een bezoekerscentrum, als startpunt voor excursies en activiteiten en als uitvalbasis voor vrijwilligers die aan de slag gaan in het Waalbos. De raad stelt dat de gemeente Ridderkerk dit initiatief ondersteunt en onderschrijft.
Daarnaast heeft de raad ten aanzien van de stelling van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat de SNW, de SRM en de IJRO ieder te weinig gebruik zullen gaan maken van het bezoekerscentrum, toegelicht hoe het bezoekerscentrum door de twee stichtingen en de vereniging zal worden gebruikt als bezoekerscentrum, sanitaire voorziening en cursuslocatie. Hiermee is het bezoekerscentrum een goede toevoeging, die nog ontbreekt in het Waalbos, aldus de raad.
De raad stelt in zijn verweerschrift dat het juist de synergie van het plangebied is die het zo geschikt maakt voor de vestiging van het bezoekerscentrum. Daarom is het volgens de raad geen optie om het bezoekerscentrum te situeren bij het parkeerterrein aan de Langeweg. De door [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] voorgestelde oplossingen bieden een oplossing per functie en niet voor alle functies tezamen. Daarnaast stelt de raad in zijn verweerschrift dat het bezoekerscentrum meer is dan enkel een vergaderlocatie voor het bestuur van de SNW, de SRM en de IJRO. De locatie aan de Langeweg is volgens de raad niet gekozen, omdat deze te ver verwijderd is van de molen en de ijsbaan.
De raad voorziet voor het bezoekerscentrum een intensiever gebruik dan het gebruik van het Natuur Milieu Educatief Centrum in het Reyerpark, omdat het bezoekerscentrum niet alleen in natuureducatie voorziet, maar wordt gebruikt door drie partijen.
Voorts stelt de raad dat het een probleem is dat de molen geen sanitair heeft. Daarnaast stelt de raad dat de ontvangst van groepen in de molen problematisch is en tot onveilige situaties leidt. Volgens de raad is de kelder ongeschikt om te dienen als bezoekerscentrum voor de molen, omdat de toegang naar de kelder in de vorm van een smalle en steile trap ongeschikt is voor het ontvangen van groepen. De raad stelt dat een apart gebouw om groepen te ontvangen derhalve wenselijk is. Overigens is de molen, in tegenstelling tot hetgeen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] stellen, aangesloten op het waterleidingnet, aldus de raad. Daarnaast stelt de raad dat de verkoop van eigen producten vanuit de molen weliswaar mogelijk is, maar het bezoekerscentrum hiervoor een betere ruimte biedt en de verkoop goed aansluit bij het streven naar natuurgerichte educatie. Daarnaast stelt de raad dat een gebouw naast de molen niet mogelijk is vanwege de beperkingen van de molenbiotoop. Bij een authentiek gebouw moet een dak worden gerealiseerd waardoor het gebouw boven de onderste punt van de wiek van de molen uitkomt en dat stuit op bezwaren vanwege de windvang, volgens de raad.
Voorts stelt de raad dat het wenselijk is dat de IJRO het bezoekerscentrum kan gebruiken voor de opslag van machines en apparatuur, omdat de ijsbaan in de buurt van het bezoekerscentrum zal worden gesitueerd. De raad stelt dat het aanbod van [appellant sub 1 B] om de machines bij hem te stallen wordt gewaardeerd, maar dat het de voorkeur heeft om de machines in het bezoekerscentrum te stallen in plaats van afhankelijk te zijn van een locatie van een derde.
5.2. Ten aanzien van de stelling van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat te weinig gebruik zal worden gemaakt van het bezoekerscentrum, overweegt de Afdeling dat de raad het aannemelijk heeft mogen achten dat het bezoekerscentrum als startpunt voor excursies en activiteiten en als uitvalbasis voor vrijwilligers zal gaan dienen door de SNW, de SRM en de IJRO. Daarnaast heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het wenselijk is een apart gebouw te realiseren voor het ontvangen van groepen voor de molen. Zo is gelet op wat hiervoor is overwogen de molen volgens de raad ongeschikt voor de ontvangst van groepen, vanwege het ontbreken van sanitair en het mogelijk ontstaan van onveilige situaties. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich gelet hierop in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bezoekerscentrum in een behoefte voorziet en noodzakelijk is.
Het betoog faalt.
5.3. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegewogen.
5.4. De raad heeft met betrekking tot de locatie van het bezoekerscentrum toegelicht dat hij deze locatie bij uitstek geschikt acht, aangezien twee van de drie rechtspersonen die van het bezoekerscentrum gebruik willen maken, te weten SRM en IJRO, daar reeds zijn gevestigd. Met betrekking tot de door [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] genoemde alternatieven heeft de raad nader toegelicht dat een vergaderlocatie elders niet in de behoefte voorziet, aangezien het bezoekerscentrum niet louter als vergaderlocatie zal gaan dienen. Voorts is de molen volgens de raad ongeschikt voor de ontvangst van groepen. Redengevend hiervoor is dat de molen niet beschikt over sanitaire voorzieningen en dat het gebruik van de kelder, al dan niet na uitgraving, stuit op veiligheidsbezwaren.
Ten aanzien van de stelling dat de materialen kunnen worden opgeslagen op het perceel van [appellant sub 1 B], heeft de raad gesteld dat het de voorkeur heeft om materialen in het bezoekerscentrum op te slaan in plaats van afhankelijk te zijn van een locatie van een derde.
De raad heeft gelet op het vorenstaande de voor- en nadelen van alternatieven voldoende in de afweging betrokken en zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze niet de voorkeur verdienen.
Het betoog faalt.
Gewijzigde bestemming ten opzichte van voorheen geldend plan
6. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] betogen dat het bezoekerscentrum niet past binnen de uitgangspunten van het vorige bestemmingsplan "Waalbos". [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] kunnen zich niet verenigen met het volbouwen van de gronden in het plangebied waaraan in het vorige bestemmingsplan "Waalbos" een bos- en natuurbestemming was toegekend. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] stellen dat in het vorige bestemmingsplan "Waalbos" de recreatieve activiteiten op andere gronden zijn voorzien dan op de gronden van het plangebied. Er worden volgens [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] geen goede redenen aangevoerd waarom de bestemming van de gronden in het plangebied zou moeten worden gewijzigd.
Verder heeft het gemeentebestuur van Ridderkerk volgens [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] de gewekte verwachtingen, bestaande uit de in het vorige bestemmingsplan "Waalbos" aan deze gronden toegekende bestemming "Bos- en natuurgebied", ten onrechte niet gehonoreerd, door voor deze gronden in het plangebied de bestemming "Bos- en natuurgebied" niet te behouden.
6.1. De raad stelt dat het vorige bestemmingsplan "Waalbos" al 10 jaar oud is en een globaal karakter heeft. De raad stelt dat sinds de vaststelling van het vorige bestemmingsplan "Waalbos" gewijzigde inzichten zijn ontstaan, onder andere op het gebied van beheer van natuurgebieden, hetgeen een andere invulling van de gronden in en rondom het plangebied meebrengt.
6.2. De Afdeling stelt voorop dat het voorheen geldende bestemmingsplan als zodanig geen toetsingskader vormt voor het bestreden plan. Verder kunnen in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Dat in het vorige bestemmingsplan "Waalbos" aan de gronden van het plangebied de bestemming "Bos- en natuurgebied" was toegekend, is in deze procedure niet van doorslaggevende betekenis.
6.3. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is, zoals de Afdeling heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 13 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:8), nodig dat aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] hebben niet aannemelijk gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat de voorheen geldende bestemming zou worden gehandhaafd. Dat de raad in het vorige bestemmingsplan "Waalbos" de bestemming "Bos- en natuurgebied" aan de gronden in het plangebied heeft toegekend, heeft niet het gerechtvaardigd vertrouwen doen ontstaat dat de raad deze bestemming voor de gronden in het plangebied niet zal wijzigen. Zoals blijkt uit wat hiervoor is overwogen kunnen aan een bestemmingsplan in het algemeen geen blijvende rechten worden ontleend.
6.4. Hetgeen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] in dit kader hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een andere bestemming en regels heeft kunnen vaststellen voor de gronden in het plangebied. Gelet op het vorenstaande heeft de raad het plan op dit punt niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Het betoog faalt.
Gemeentelijk beleid
7. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] betogen dat het bezoekerscentrum niet past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijke beleid zoals verwoord in de "Visie voor de Waal voor de gemeenten Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Zwijndrecht" van september 2016 (hierna: de Waalvisie). Zo moet er volgens hen rekening worden gehouden met de wens van de bewoners om de zone langs de Waal open te houden, dient de Waal zichtbaar te blijven en dient de zichtbaarheid van de Waal waar mogelijk te worden vergroot en dienen de gronden rond de molen open gebied te blijven.
Het bezoekerscentrum doet volgens [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] afbreuk aan het open karakter van het gebied, omdat het bezoekerscentrum de zichtvensters op de Waal juist belemmert.
7.1. De raad stelt dat de Waalvisie een integrale visie is over de hele Waal, waar weliswaar als algemeen beleid openheid van de Waal wordt nagestreefd, maar waarin ook op een aantal locaties specifieke keuzes zijn gemaakt. Voor het plangebied is gekozen voor "leren van de natuur". Hiervoor is een gebouw nodig. Het bezoekerscentrum past hier goed in, aldus de raad.
De raad stelt daarnaast dat een belangrijk doel van de Waalvisie is dat de Waal beter zichtbaar wordt gemaakt voor de recreant en de voorbijganger. Op pagina 7 van de Waalvisie is een kaart opgenomen waarop is aangegeven vanaf waar de Waal nog zichtbaar is vanaf de weg. Het bezoekerscentrum staat aan de andere zijde van de Waalweg. De Waal is dus nog steeds zichtbaar, aldus de raad.
7.2. In de Waalvisie staat over het plangebied op pagina 34 onder meer de volgende passage: "De centrale ligging, temidden van een rijke geschiedenis en nieuwe ontwikkelingen als het Waalbos maken dat deze plek uitermate geschikt is als uitvalsbasis voor recreatieve activiteiten. Op deze plek wordt al met veel energie nagedacht over mogelijkheden door bijvoorbeeld de natuurvereniging, maar ook door mensen die zich bezighouden met de schildergeschiedenis. Om deze energie te bundelen is een kleinschalig gebouwtje nodig, wat kan dienen als bezoekerscentrum, sanitaire voorziening, locatie voor cursussen, thuisbasis voor vrijwilligers etc."
Daarnaast staat op pagina 9 van de Waalvisie het volgende: "De opgave voor natuureducatie ligt voornamelijk in (robuuste) voorzieningen. Er is een wens voor een nieuw centraal gebouw voor (natuur) educatie en voor de vrijwilligers die actief zijn in het Waalbos. Het gebouw moet een plek krijgen nabij de molen van Rijsoord."
Verder staat op pagina 5 van de Waalvisie: "Om ervoor te zorgen dat de charmes van de Waal behouden blijven heeft de landschapstafel het initiatief genomen om deze Waalvisie op te stellen. Een belangrijk doel is ook om deze charmes zichtbaar en beleefbaar te maken voor de recreant en de voorbijganger, en de Waal beter aan te sluiten op het bestaande recreatieve netwerk."
7.3. Ten aanzien van de stelling dat het bezoekerscentrum afbreuk doet aan het open karakter van de omgeving van het plangebied, overweegt de Afdeling dat het bezoekerscentrum reeds was voorzien in de Waalvisie, zodat ervan moet worden uitgegaan dat met dit aspect al rekening is gehouden in de Waalvisie. Ten aanzien van de zichtvensters van de Waal overweegt de Afdeling dat uit het gestelde op pagina 5 van de Waalvisie blijkt dat het doel om de Waal beter zichtbaar en beleefbaar te maken vooral is gericht op de recreant en de voorbijganger. Vanaf de weg blijft de Waal zichtbaar voor de recreant en voorbijganger. Daarnaast wordt het in de Waalvisie wenselijk geacht dat het bezoekerscentrum een plek krijgt nabij de molen van Rijsoord. Gelet op het vorenstaande geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit in strijd met het gemeentelijk beleid, zoals verwoord in de Waalvisie, is vastgesteld.
Het betoog faalt.
Woon- en leefklimaat; privacy, uitzicht en geluidoverlast
8. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] vrezen voor aantasting van hun woon- en leefgenot, waaronder aantasting van hun privacy, aantasting van het uitzicht vanuit hun eigen woning en geluidoverlast.
- Geluidoverlast
9. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] vrezen voor geluidoverlast, omdat volgens hen de bezoekers van het bezoekerscentrum een rondje zullen gaan lopen in de cirkel van de molenbiotoop. Daarnaast vrezen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] voor geluidoverlast doordat bezoekers gebruik zullen maken van het voorziene terras bij het bezoekerscentrum en de ingang van het bezoekerscentrum.
9.1. De raad stelt dat het plan niet zal leiden tot geluidoverlast, omdat het voldoet aan de brochure "Bedrijven en milieuzonering 2009" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). Volgens de raad wordt aan de richtafstand van 10 meter van de VNG-brochure voor de categorie "bibliotheken, musea, ateliers" voldaan. In de zienswijze was volgens de raad gesuggereerd dat de categorie "buurt- en clubhuizen" beter past bij de beoogde functie, maar ook aan deze richtafstand van 30 meter voldoet het plan, aldus de raad.
9.2. Voor de vraag of ter plaatse van woningen in de omgeving van het plangebied het woon- en leefklimaat aanvaardbaar is, heeft de raad de richtafstanden uit de VNG-brochure toegepast. In de plantoelichting staat dat voor het plan aan de hand van de VNG-brochure is bepaald wat de maatgevende afstand is voor het aspect geluid.
9.3. In de VNG-brochure worden richtafstanden gegeven ten opzichte van een milieugevoelige bestemming om hinder van de milieufactor geluid uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De VNG-brochure kan worden gebruikt bij de beoordeling van nieuwe situaties. Als uitgangspunt geldt dat de aangegeven indicatieve afstanden gemotiveerd kunnen worden toegepast.
9.4. De richtafstand dient ingevolge de VNG-brochure te worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.
9.5. Aan het gehele plangebied is de bestemming "Recreatie" toegekend. In het midden van het plangebied is de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - Bezoekerscentrum" toegekend. Op grond van artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder d, van de planregels worden op deze laatstgenoemde gronden een bezoekerscentrum met daaraan ondergeschikte horeca, een terras, ondergeschikte detailhandel en opslag ten behoeve van de nabijgelegen ijsbaan mogelijk gemaakt. Een redelijke uitleg van de VNG-brochure brengt mee dat voor het meten van de richtafstanden die daarin worden genoemd, moet worden uitgegaan van enerzijds de grens van het plandeel met de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - Bezoekerscentrum" - waar het bezoekerscentrum met daaraan ongeschikte horeca en onder andere een terras worden voorzien - en anderzijds de gevellijn op het perceel van [appellant sub 1 A] en op het perceel van [appellant sub 1 B].
9.6. De afstand van de gronden met de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - Bezoekerscentrum" tot de woning van [appellant sub 1 A] bedraagt blijkens de verbeelding 36 m en de afstand van de gronden met de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - Bezoekerscentrum" tot de woning van [appellant sub 1 B] bedraagt blijkens de verbeelding 88 m. Voor beide woningen wordt aan de richtafstand uit de VNG-brochure voldaan voor zowel de categorie "bibliotheken, musea, ateliers" als de categorie "buurt- en clubhuizen" in een rustige woonwijk. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] hebben geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat met inachtneming van voornoemde richtafstand wat geluid betreft geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse kan worden gewaarborgd.
Voor zover [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] vrezen voor geluidoverlast door het bezoekerscentrum, heeft de raad zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bezoekerscentrum niet tot onaanvaardbare geluidoverlast zal leiden.
- Uitzicht
10. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] vrezen voor verlies van hun vrije uitzicht door het bezoekerscentrum. Daarbij verwijzen zij naar een tekening waarop volgens hen te zien is dat de zichtlijnen naar de Waal vanuit de woning van [appellant sub 1 B] volledig geblokkeerd worden door het bezoekerscentrum. Ter zitting hebben [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] gesteld dat door het bezoekerscentrum de doorkijk vanuit de polder op de Waal vermindert en hun uitzicht op de polder verminderd.
10.1. De raad stelt dat de zichtlijnen van [appellant sub 1 B] en [appellant sub 1 A] inderdaad zullen verminderen door het bezoekerscentrum. Volgens de raad is het bezoekerscentrum ten opzichte van het ontwerpplan iets naar voren verplaatst, waardoor er geen volledige blokkade is van het zicht vanuit de woning van [appellant sub 1 B].
10.2. Weliswaar verliezen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] een deel van hun uitzicht, maar de raad heeft gesteld dat het bezoekerscentrum ten opzichte van het ontwerpplan naar voren is verplaatst waardoor niet het volledige zicht vanuit de woningen van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] op de Waal zal worden belemmerd. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het bezoekerscentrum zo zal worden gesitueerd dat de ingang en het terras zijn gericht op het Waalbos en niet op de Waal. Gezien de overgelegde tekening waarop de zichtlijnen vanuit de woning van [appellant sub 1 B] staan getekend, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] op de Waal vanaf hun percelen door de zijkant van het bezoekerscentrum niet onaanvaardbaar wordt beperkt. Daarnaast heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht vanuit hun woningen op de polder niet onaanvaardbaar wordt beperkt. Daarbij komt dat een blijvend recht op vrij uitzicht niet bestaat.
Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid geen zwaarder gewicht heeft hoeven toekennen aan het belang van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] bij het behoud van hun uitzicht op de Waal en op de polder dan aan het belang dat bestaat bij de verwezenlijking van het plan.
- Privacy
11. [appellant sub 1 A] betoogt dat hij overlast ervaart door het fietspad dat vlak achter zijn perceel langs is gerealiseerd. Hij stelt dat hij hierdoor niet meer vrij in zijn tuin kan zitten. [appellant sub 1 B] stelt dat hij al enige tijd geconfronteerd wordt met bezoekers van de molen die in zijn tuin gaan staan om foto’s van de molen en de Waal te maken. Hij vreest dat dit met de komst van het bezoekerscentrum niet minder zal gaan worden. Daarbij stellen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat zij door het geldende windrecht van de molen beperkt zijn in het planten van bomen en struiken om hun privacy te waarborgen.
11.1. De Afdeling acht mogelijk dat door realisering van het bezoekerscentrum overlast kan ontstaan bij het perceel van [appellant sub 1 B] doordat bezoekers foto’s van de molen willen maken, maar dat de mogelijke inbreuk op de privacy kan worden weggenomen door een schutting of beplanting te plaatsen op het perceel van [appellant sub 1 B].
Voor zover [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] aanvoeren dat zij geen beplanting kunnen aanbrengen, overweegt de Afdeling dat aan de percelen van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] de functieaanduiding "molenbiotoop" is toegekend. Op grond van artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a, van de regels van het bestemmingplan "Waalbos" - dat van toepassing is op de percelen van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] - mag binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen geen bebouwing of beplanting worden opgericht of aangebracht die hoger is dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. De raad heeft toegelicht dat de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen op 3 m hoogte is gesitueerd. Gelet hierop kan er beplanting worden geplaatst op de percelen van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] tot 3 m hoogte.
Ten aanzien van de stelling van [appellant sub 1 A] dat hij overlast heeft van het fietspad dat vlak achter zijn perceel is gerealiseerd, heeft de raad toegelicht dat het fietspad in het bestemmingsplan "Waalbos" mogelijk is gemaakt en ook al is aangelegd. De Afdeling overweegt dat het fietspad geen onderdeel uitmaakt van het plan en dat het ook geen rol kan spelen bij de beoordeling daarvan.
Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de privacy van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] niet onaanvaardbaar wordt aangetast.
- Conclusie woon- en leefklimaat
11.2. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bezoekerscentrum niet tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] zal leiden.
De betogen falen.
Verkeer en parkeren
12. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] stellen dat de raad ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de verkeersbewegingen op de Waalweg ten gevolge van het bezoekerscentrum. Zo stellen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat, doordat de Waalweg een doodlopende weg is geworden, er al sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] verwachten dat de verkeersbewegingen op de Waalweg nog meer zullen toenemen na de realisatie van het bezoekerscentrum. Dit leidt volgens [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] tot knelsituaties en parkeerproblemen. Voorts stellen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat een toename van het aantal verkeersbewegingen ook komt doordat de gemeente Ridderkerk ligplaatsen voor boten aan de Waal gaat creëren, waardoor de vraag naar parkeerplaatsen toe zal nemen.
Daarnaast vrezen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] voor parkeeroverlast, doordat volgens hen veel mensen hun auto’s zullen parkeren langs de waterkant van de Waal omdat er naast het parkeerterrein van restaurant [bedrijf] geen andere parkeermogelijkheden in de omgeving van het plangebied zijn. In dit verband vrezen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] ook voor overlast van kerende auto’s op de Waalweg, doordat er onvoldoende parkeerplaatsen zijn voor het bezoekerscentrum en de Waalweg een doodlopende weg is.
12.1. De raad stelt in zijn verweerschrift dat de Waalweg een verkeersluwe weg is en dat de verwachting is dat het bezoekerscentrum niet zal leiden tot grotere verkeersstromen mede gelet op de beperkte openingstijden van het bezoekerscentrum. Daarnaast stelt de raad dat de stelling van [appellant sub 1 B] en [appellant sub 1 A] dat er meer ligplaatsen worden gecreëerd, niet klopt omdat het voorstel is om de bestaande ligplaatsen op te knappen en beter in te richten. Hierdoor zal volgens de raad geen extra verkeer ontstaan.
Verder stelt de raad dat er aanvankelijk 30 parkeerplaatsen voor het bezoekerscentrum zouden worden gerealiseerd. Volgens de raad is inmiddels duidelijk geworden dat het parkeerterrein voor het bezoekerscentrum meer plek biedt. Daarbij stelt de raad dat de parkeervoorzieningen in de omgeving van het bezoekerscentrum zullen worden gemonitord voor, tijdens en na de bouw. Indien nodig zullen er volgens de raad maatregelen worden genomen. Daarbij stelt de raad dat door middel van verkeersborden bezoekers gewezen zullen worden op de juiste parkeerplaats voor het bezoekerscentrum en de molen. Daarnaast zal volgens de raad parkeren langs de Waalweg worden ontmoedigd en worden voorkomen dat auto’s gaan draaien op de Waalweg.
12.2. Ten aanzien van de stelling van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat er geen onderzoek is gedaan naar de verkeersbewegingen op de Waalweg, heeft de raad ter zitting toegelicht dat in het kader van het vorige plan "Waalbos" een onderzoek is gedaan naar de verkeersintensiteiten in 2017 van onder andere de Waalweg. Uit dit verkeersonderzoek is naar voren gekomen dat toen op de Waalweg 639 voertuigen per etmaal reden. Ter zitting heeft de raad gesteld dat er sprake is van een rustige toegangsweg. Daarnaast stelt de raad dat de Waalweg 1,5 km vanaf het bezoekerscentrum in twee delen wordt geknipt en geen doorgaande route voor gemotoriseerd verkeerd meer vormt en daardoor enkel nog door bestemmingsverkeer zal worden gebruikt. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor de verwachting dat de verkeerssituatie aan de Waalweg onevenredig zal verslechteren door het bezoekerscentrum.
12.3. Ten aanzien van de vrees van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat het bezoekerscentrum leidt tot parkeeroverlast, overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat er op het bestaande parkeerterrein tussen de woningen van Waalweg 3 en Waalweg 5 43 parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor het bezoekerscentrum. Volgens de raad zouden er in eerste instantie 30 parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor het bezoekerscentrum en zijn er inmiddels 13 extra parkeerplaatsen gerealiseerd.
12.4. Voor het berekenen van de benodigde parkeerruimte bij het bezoekerscentrum heeft de raad gebruik gemaakt van de kengetallen uit de publicatie 'Kencijfers Parkeren en Verkeersgeneratie publicatie 317' (hierna: CROW-publicatie 317). Omdat in de CROW-publicatie 317 geen kengetallen voor bezoekerscentra zijn opgenomen, is voor de parkeernorm aangesloten bij de parkeerkencijfers van het CROW voor een klein wijkcentrum in een buitengebied. Voor een klein wijkcentrum in het buitengebied wordt een parkeerkencijfer van 4,0 tot 6,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo aangehouden. Op grond van het bestreden plan kan een bezoekerscentrum worden gerealiseerd met een maximaal toegestane oppervlakte van 225 m2. Dit zou neerkomen op ongeveer 14 parkeerplaatsen voor het bezoekerscentrum. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid kunnen aansluiten bij de parkeernorm voor een klein wijkcentrum. Daarnaast acht de Afdeling het van belang dat er inmiddels al meer dan het benodigde aantal parkeerplaatsen zijn gerealiseerd voor het bezoekerscentrum. Verder betrekt de Afdeling bij haar oordeel de stelling van de raad dat toekomstige bezoekers van het bezoekerscentrum door middel van verkeersborden gewezen zullen worden op de juiste parkeerplaats voor het bezoekerscentrum en de molen. Verder acht de Afdeling het van belang dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat de parkeersituatie rondom het bezoekerscentrum zal worden gemonitord en dat zo nodig maatregelen zullen worden getroffen bij parkeeroverlast.
12.5. Ten aanzien van de stelling van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat het aantal verkeersbewegingen en de parkeerdruk zal toenemen doordat er ligplaatsen voor boten aan de Waal zullen worden gecreëerd, heeft de raad
- onweersproken - gesteld dat de bestaande ligplaatsen aan de Waal worden opgeknapt en dat er geen nieuwe ligplaatsen zullen worden gerealiseerd.
12.6. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor de verwachting dat de parkeersituatie aan de Waalweg onevenredig zal verslechteren door het bezoekerscentrum
12.7. De betogen falen.
Ruimere bouwmogelijkheden
13. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] stellen dat de raad ten onrechte te ruime bouwmogelijkheden in het plan heeft geregeld. Volgens hen is de regeling met enkel een maximaal toegestane bouwhoogte van 3 m en een bouwvlak te beperkt, waardoor er mogelijkheden ontstaan om andere bouwwerken te vergunnen dan die de gemeente Ridderkerk thans voor ogen heeft.
13.1. De raad stelt in zijn verweerschrift dat er een maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte van 225 m2 geldt en dat dit kleiner is dan het bouwvlak. Dit komt volgens de raad omdat binnen het bouwvlak ook de taluds voor het bezoekerscentrum moeten worden opgericht. Daarnaast stelt de raad dat op de gronden rondom de molen een molenbiotoop aanwezig is, waardoor nieuwe bebouwing aan bepaalde eisen zal moeten voldoen. Verder stelt de raad dat doordat de subsidie voor het bezoekerscentrum is toegezegd, er geen reden is om aan te nemen dat er andere bebouwing zal komen dan hetgeen is beoogd.
13.2. Vast staat dat in het plan aan gronden de bestemming "Recreatie", een bouwvlak en de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - Bezoekerscentrum" is toegekend. In artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder d, van de planregels staat dat de gronden waaraan de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - Bezoekerscentrum" is toegekend, zijn bestemd voor een bezoekerscentrum met daaraan ondergeschikte horeca, een terras, ondergeschikte detailhandel en opslag ten behoeve van de nabijgelegen ijsbaan. Bij herhaalde toepassing van het plan is het alleen mogelijk een bezoekerscentrum te realiseren in het plangebied vanwege de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - Bezoekerscentrum".
Daarnaast heeft de raad toegelicht dat een bouwhoogte van 3 m nodig is voor het realiseren van de taluds voor het bezoekerscentrum. De maximale toegestane bouwhoogte in het plan van 3 m sluit aan op de maximale planologische mogelijkheden voor gebouwen in de omgeving van het plangebied. In de omgeving van het plangebied geldt een maximaal toegestane bouwhoogte van 4 m. Zo staat in artikel 3, lid 1, aanhef en onder c, van de regels van het plan "Waalbos" - dat van toepassing is op de gronden rondom het plangebied - dat de bouwhoogte voor hoofdgebouwen in meters achter de bestemmingsaanduiding op de plankaart staat. Op de plankaart van het plan "Waalbos" is te zien dat een bouwhoogte van 4 m aan de gronden binnen het plangebied is toegekend. Verder geldt er op grond van artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.1, sub b, van de regels van het bestreden plan een maximale toegestane bebouwingsoppervlakte van 225 m2 voor het bezoekerscentrum en is aan de gronden van het plangebied ook de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" toegekend. In artikel 8, lid 8.1, van de planregels staan eisen waar de bebouwing binnen de gebiedsaanduiding aan moet voldoen. Zo staat in artikel 8, lid 8.1, aanhef en onder a, van de planregels dat bebouwing binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen niet hoger mag zijn dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bouwmogelijkheden van het plangebied aanvaardbaar zijn en in zoverre voldoende beperkend voor het oprichten van een bezoekerscentrum.
Het betoog faalt.
Situering bouwvlak
14. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] betogen dat het bezoekerscentrum te dicht bij het perceel [locatie 1] is gesitueerd. Volgens hen is dit niet nodig en kan het bezoekerscentrum ook worden gesitueerd direct nabij de molen grenzend aan de Waalweg.
14.1. Ten aanzien van de stelling van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat het bezoekerscentrum te dicht bij het perceel [locatie 1] is gesitueerd, heeft de raad gesteld dat voor de in het plan neergelegde situering van het bouwvlak is gekozen vanwege de vorm van het gebouw waarbij de taluds ervoor zorgen dat het gebouw in het landschap opgaat. Daarnaast stelt de raad dat het vanuit landschappelijk oogpunt gewenst is dat er enige ruimte zit tussen de Waalweg en het bezoekerscentrum. De Afdeling acht dit niet onredelijk. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat, zoals de raad heeft toegelicht, in het ontwerpbestemmingsplan was gekozen voor een locatie verder het landschap in, maar dat vanwege de ingebrachte zienswijzen het bezoekerscentrum al dichter naar de molen en de Waalweg is gebracht.
Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid voor de in het plan neergelegde situering van het bouwvlak heeft kunnen kiezen.
Het betoog faalt.
Ondergeschikte horeca en detailhandel
15. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] betogen dat het plan ten onrechte ook ondergeschikte horeca, een terras en ondergeschikte detailhandel mogelijk maakt. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] vrezen overlast te ondervinden door deze functies, omdat volgens hen het risico bestaat dat in het bezoekerscentrum een feest wordt gehouden door een van de bestuursleden van een van de stichtingen of van de vereniging. Daarnaast vrezen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] op termijn voor commerciële activiteiten binnen het plangebied.
15.1. De raad stelt in zijn verweerschrift dat er geen commerciële activiteiten mogelijk worden gemaakt. De ondergeschikte horeca en detailhandel moeten ten dienste staan van het bezoekerscentrum.
15.2. Artikel 1, lid 1.25, van de planregels luidt: "ondergeschikte horeca: niet-zelfstandige horeca die is of wordt gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en uitstraling ondergeschikt aan is."
Artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder d, van de planregels luidt: "De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
d. ter plaatse van de aanduiding 'bezoekerscentrum': een bezoekerscentrum met daaraan ondergeschikte horeca, een terras, ondergeschikte detailhandel en opslag ten behoeve van de nabijgelegen ijsbaan."
15.3. Voor zover [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] vrezen voor commerciële activiteiten op de gronden in het plangebied, overweegt de Afdeling dat op grond van artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder d, van de planregels enkel ondergeschikte horeca mogelijk is op de gronden waaraan de bestemming "Recreatie" en de functieaanduiding "specifieke vorm van recreatie - Bezoekerscentrum" is toegekend. Gelet op de definitie van ondergeschikte horeca dient het te gaan om niet-zelfstandige horeca die is of wordt gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en uitstraling ondergeschikt aan is. De horeca dient dus ondergeschikt te zijn aan het bezoekerscentrum.
Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad er niet in redelijkheid voor heeft kunnen kiezen de betrokken horeca-activiteiten mogelijk te maken.
Het betoog faalt.
Locatie fietsenstalling
16. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] stellen dat de raad de fietsenstalling die het plan mogelijk maakt ten onrechte mogelijk maakt op een locatie midden in het open gebied - namelijk tussen het bezoekerscentrum en het perceel van [appellant sub 1 A] - in plaats van direct nabij de molen.
16.1. De raad stelt dat de fietsenstalling enkel bestaat uit fietsbeugels, die eventueel ook op een andere plek kunnen worden geplaatst. Zo kan een situering dichter bij de molen of tussen het bezoekerscentrum en de Waal volgens de raad worden onderzocht. Daarbij stelt de raad dat de fietsenstalling niet in een gebouw of onder een dak wordt geplaatst, zodat de impact op het landschap wordt geminimaliseerd.
16.2. Artikel 3, lid 3.1, van de planregels luidt: "De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
[…]
g. bijbehorende voorzieningen zoals een langzaamverkeersontsluiting, fietsvoorzieningen, wandel- en fietspaden, speelterreinen, bruggen, nutsvoorzieningen, groen, informatieborden, veeroosters en bankjes."
16.3. Het plan maakt op grond van artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder g, van de planregels een fietsenstalling mogelijk. In hetgeen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding om in de planregels een nadere beperking voor de locatie van de fietsenstalling op te nemen. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad het plan in zoverre in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
Het betoog faalt.
Financiële en economische uitvoerbaarheid
17. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] plaatsen vraagtekens bij de financiële en economische uitvoerbaarheid van het plan. Zo vragen zij zich af of de SNW, de SRM en de IJRO de huur van het bezoekerscentrum kunnen betalen. Volgens [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] zullen de SNW, de SRM en de IJRO dan genoodzaakt zijn andere inkomsten te generen zoals het organiseren van feesten. Ook is de kans groot dat de gemeente subsidie zal moeten verlenen.
17.1. De raad stelt dat Stichting Bezoekerscentrum Waalbos een eigen exploitatieplan heeft opgesteld, waaruit blijkt dat een positieve exploitatie kan worden bereikt. Daarnaast stelt de raad dat het hem onbekend is dat de IJRO niet de exploitatiekosten zou kunnen dragen en dat dit een speculatie is.
17.2. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financiële uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.
17.3. In de plantoelichting is in paragraaf 6.1 over de economische uitvoerbaarheid opgenomen dat de Landinrichtingscommissie IJsselmonde geld beschikbaar stelt voor de realisering van het bezoekerscentrum. Uit de stukken blijkt dat de Landinrichtingscommissie IJsselmonde een bedrag van € 370.000,- heeft toegezegd, waarvan € 20.000,- door de gemeente als voorbereidingskosten worden betaald. Daarnaast blijkt uit de stukken dat er al 80 % van het totale bedrag is gestort op de rekening van Stichting Bezoekerscentrum Waalbos. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad heeft gesteld dat de Stichting Bezoekerscentrum Waalbos een eigen exploitatieplan heeft opgesteld, waaruit zou blijken dat een positieve exploitatie kan worden bereikt. Daarnaast blijkt uit de overgelegde overeenkomst tussen Stichting Bezoekerscentrum Waalbos en de gemeente dat de stichting gedurende tien jaar verplicht is om bij een winstgevende exploitatie de winst aan de gemeente terug te betalen, omdat er anders sprake zou zijn van staatssteun. Ten aanzien van de vrees van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat er feesten zullen worden georganiseerd, verwijst de Afdeling naar hetgeen onder 15.3 is overwogen. Voor zover al niet van de juistheid van bovenstaande gegevens zou mogen worden uitgegaan, geeft het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de bouw, dan wel een positieve exploitatie van het bezoekerscentrum binnen de planperiode van tien jaar niet alsnog op andere wijze zou kunnen worden gerealiseerd.
Het betoog faalt.
Energieneutraal bouwwerk
18. [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] stellen dat onduidelijk is hoe de SNW, de SRM en de IJRO een energieneutraal bouwwerk willen realiseren en bekostigen. Daarnaast stellen zij dat de zonnepanelen die boven het terras en in de vorm van een uitvouwbare bloem zullen worden gerealiseerd afbreuk doen aan het open karakter van de omgeving rondom de molen, het bezoekerscentrum benadrukken in de open omgeving en verder de maximale toegestane bouwhoogte van 3 m overschrijden.
18.1. De raad stelt dat het aan de initiatiefnemers van het bezoekerscentrum is om de benodigde fondsen te werven om een energieneutraal bouwwerk te realiseren. Verder is volgens de raad de gekozen vorm van het bezoekerscentrum erop gericht om het in te passen in het landschap en niet om het bezoekerscentrum onzichtbaar te maken. Daarnaast stelt de raad dat de zonnepanelen in een vorm van een zonnebloem zullen moeten worden getoetst aan de geldende wet- en regelgeving. Daarbij stelt de raad dat de Stichting Bezoekerscentrum Waalbos heeft afgezien van het uitvoeren van de bloem vanwege te hoge kosten.
18.2. Ten aanzien van de stelling van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] dat onduidelijk is hoe de twee stichtingen en de vereniging een energieneutraal bouwwerken willen realiseren, overweegt de Afdeling dat een beoordeling van het bouwplan eerst aan de orde komt bij de aanvraag van een omgevingsvergunning en de beslissing daarop. Er bestaat gelet op wat is overwogen in 17.3 geen aanleiding voor het oordeel dat het bezoekerscentrum niet binnen de planperiode van tien jaar zou kunnen worden gerealiseerd. Verder komt wat betreft de realisering van een zonnepaneel in de vorm van een uitvouwbare bloem ook dit aspect pas aan de orde bij de procedure voor de aanvraag voor een omgevingsvergunning en de beslissing daarop.
Het betoog faalt.
Conclusie
19. Het beroep van Frewa Beheer B.V. is niet-ontvankelijk.
20. In hetgeen [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] is ongegrond.
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van Frewa Beheer B.V. niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 1 A] en [appellant sub 1 B] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Kramer w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2019
271-867.