ECLI:NL:RVS:2019:1368

Raad van State

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
201710233/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van KLM tegen Stichting Airport Coördination Netherlands inzake slotruil voor zomerseizoen 2016

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) tegen de Stichting Airport Coördination Netherlands (de stichting) over de afwijzing van een verzoek om bevestiging van slotruil voor het zomerseizoen 2016. De stichting had op 30 maart 2016 het verzoek van KLM en Malaysia Airlines (MH) om slots te ruilen afgewezen, met als argument dat KLM voldoende nachtslots had en er geen noodzaak was voor de ruil. KLM had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de stichting verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Noord-Holland oordeelde op 10 november 2017 dat de afwijzing van de stichting niet terecht was, maar de stichting gaf een nadere motivering die door de rechtbank als toereikend werd beschouwd. KLM ging in hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 januari 2019 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de stichting ten onrechte had gesteld dat MH haar activiteiten op Schiphol had gestaakt en dat de slots moesten worden teruggegeven. De Afdeling concludeerde dat KLM wel degelijk procesbelang had bij de slotruil, omdat de nachtslots van MH een economische waarde vertegenwoordigden. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van KLM tegen het besluit van de stichting gegrond. De stichting werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van KLM.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de stichting om zorgvuldig om te gaan met de regels omtrent slotverdeling en de rechten van luchtvaartmaatschappijen, vooral in het licht van de economische belangen die aan slots zijn verbonden. De uitspraak heeft ook implicaties voor de interpretatie van de relevante Europese en nationale wetgeving met betrekking tot slotverdeling op luchthavens.

Uitspraak

201710233/1/A3.
Datum uitspraak: 24 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (hierna: KLM), gevestigd te Amstelveen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2017 in zaak nr. 16/3292 in het geding tussen:
KLM
en
Stichting Airport Coördination Netherlands (hierna: de stichting), gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer.
Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2016 heeft de stichting het door KLM en Malaysia Airlines (hierna: MH) ingediende verzoek om bevestiging van slotruil voor het zomerseizoen 2016, afgewezen.
Bij besluit van 30 mei 2016 heeft de stichting het door KLM daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 november 2017 heeft de rechtbank, voor zover van belang, het door KLM daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft KLM hoger beroep ingesteld.
De stichting heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
KLM heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2019, waar KLM, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. P.V. Eijsvoogel en mr. W.E. Mink, advocaten te Amsterdam, en de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde C], [gemachitgde D] en [gemachtigde E], bijgestaan door mr. A.H. Gaastra en mr. drs. F.J. Webbink, advocaten te Schiphol, zijn verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.    De relevante bepalingen uit Verordening (EU) nr. 95/93, betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op communautaire luchthavens, als nadien gewijzigd (hierna: de Slotverordening), de World Slot Guidelines (hierna: de WSG) en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Inleiding
2.    Luchtvaartuigen kunnen alleen landen op en opstijgen van Schiphol indien aan de exploiterende luchtvaartmaatschappij hiervoor een "slot" is toegewezen. Een slot is een door een coördinator gegeven toestemming om op een bepaalde datum en tijd de gehele voor de uitvoering van een luchtdienst noodzakelijke luchthaveninfrastructuur te gebruiken om te landen of op te stijgen. Slots voor Schiphol worden uitgegeven voor de zomerperiode en de winterperiode. Daarbij wordt voorts een onderscheid gemaakt tussen slots voor de dagperiode (dagslots) en slots voor de nachtperiode (nachtslots).
De stichting is bij besluit van 12 juni 2001 (Stcrt. 2001, nr. 115) door de minister van Verkeer en Waterstaat op grond van artikel 3 van het Besluit van 24 november 1997, houdende regelen met betrekking tot de toewijzing van slots op communautaire luchtvaartterreinen (hierna: Besluit slotallocatie; Stb. 1997, 635) aangewezen als coördinator voor de luchthaven Schiphol als bedoeld in de Slotverordening.
Verzoek
3.    KLM en MH hebben de stichting verzocht om de ruil van bepaalde slots voor het zomerseizoen 2016 te bevestigen. KLM en MH wilden ruim 200 dagslots van KLM ruilen tegen ruim 200 nachtslots van MH.
Besluitvorming
4.    De stichting heeft geweigerd de slotruil tussen KLM en MH te bevestigen. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat KLM voldoende  nachtslots heeft en dat er daarom geen noodzaak is voor KLM om de nachtslots van MH voor eigen gebruik in te zetten. De beoogde ruil heeft geen ander doel dan het uitbreiden van het KLM-aandeel historische nachtslots zonder dat de noodzaak bestaat deze voor eigen gebruik in te zetten, aldus de stichting.
Aangevallen uitspraak
5.    De rechtbank heeft geoordeeld dat deze motivering, gelet op de toepasselijke regelgeving, niet als grondslag kan dienen voor de weigering om de slotruil te bevestigen. In beroep heeft de stichting echter de weigering van een nadere motivering voorzien. De stichting heeft gesteld dat MH op het moment van het verzoek om slotruil al haar activiteiten op Schiphol had gestaakt en dat zij op grond van de WSG gehouden was al haar slots te retourneren, zodat deze niet meer geruild konden worden met KLM. De rechtbank acht deze motivering toereikend en heeft het besluit van 30 mei 2016 in stand gelaten met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
Hoger beroep
-    Procedurele aspecten
a) Bevoegdheid rechtbank Noord-Holland
6.    De rechtbank Noord-Holland heeft op goede gronden geoordeeld dat de rechtbank Amsterdam bevoegd was van het beroep van KLM kennis te nemen. Mede omdat partijen met de behandeling van het beroep door de rechtbank Noord-Holland hebben ingestemd, zal de Afdeling de uitspraak op grond van artikel 8:117 van Awb aanmerken als bevoegdelijk gedaan.
b) Procesbelang
7.    De stichting heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat KLM geen procesbelang heeft. MH beschikte over nachtslots voor het zomerseizoen 2016. MH beschikte al jaren over deze nachtslots en heeft deze steeds voor minimaal 80% geëxploiteerd in de voorgaande zomerperiodes waarvoor deze waren uitgegeven. KLM wenste deze slots door middel van ruil voor dagslots van MH te verkrijgen.
MH heeft de nachtslots lopende het zomerseizoen 2016 ingeleverd. Aan het 80%-vereiste voor het behoud van het historische karakter van de slots, is in het zomerseizoen 2016 niet voldaan. Gelet hierop kan KLM met de beoogde slotruil volgens de stichting niet meer bewerkstelligen wat haar doel was, te weten het overnemen van de historische rechten verbonden aan de nachtslots van MH en het behoud en gebruik van die historische rechten in latere zomerseizoenen.
7.1.    De stichting wordt niet gevolgd in haar betoog dat KLM geen procesbelang heeft. Daartoe acht de Afdeling van belang dat de nachtslots van MH een economische waarde vertegenwoordigen die samenhangt met de daaraan verbonden historische rechten. Bovendien is van belang de continuïteit van de slotverdeling in verband met het onderhouden van regelmatig vervoer op vaste routes, zoals in dit geval de route Schiphol - Kuala Lumpur. De verdeling van slots met een historisch karakter leent zich, als deze steeds voor minimaal 80% worden geëxploiteerd, in beginsel ook voor herhaalde toepassing. De omstandigheid dat de slots in het zomerseizoen 2016 niet voor 80% zijn geëxploiteerd, is het gevolg van de besluitvorming door de stichting en brengt niet met zich dat KLM geen procesbelang meer heeft.
c) Herhaalde aanvraag
8.    De stichting heeft bij besluit van 30 maart 2016 onder verwijzing naar een eerdere afwijzing van 26 januari 2016 het verzoek van KLM en MH afgewezen. In de e-mail van 26 januari 2016 is gemotiveerd waarom het verzoek wordt afgewezen. In het besluit op bezwaar van 30 mei 2016 is inhoudelijk op het verzoek ingegaan. De stichting blijft bij haar besluit en weigert gemotiveerd de slotruil te bevestigen.
9.    De stichting heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat KLM en MH bij e-mails van 14, 18 en 20 januari 2016 hebben verzocht om bevestiging van de ruil van MH nachtslots voor de zomer van 2016 en dat bij e-mail van 26 januari 2016 bevestiging van de slotruil is geweigerd. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt, zodat de weigering om de slotruil te bevestigen in rechte onaantastbaar is geworden. Daarmee is het verzoek van KLM en MH van 25 maart 2016 volgens de stichting een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Nu niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, kon zij het verzoek derhalve afwijzen onder verwijzing naar de eerdere afwijzende beslissing van 26 januari 2016.
De juistheid van de motivering van de weigering in bezwaar dan wel in beroep staat derhalve niet ter beoordeling, aldus de stichting.
9.1.    De Afdeling is van oordeel dat KLM en MH pas bij e-mail van 25 maart 2016 de stichting formeel hebben verzocht om bevestiging van de ruil van MH nachtslots tegen KLM dagslots voor het zomerseizoen 2016. Van een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb is derhalve geen sprake. Hierbij is van belang dat het verzoek van 25 maart 2016 is gedaan via het daarvoor door de stichting gehanteerde elektronische berichtensysteem. Voorts is van belang dat pas op 25 maart 2016 voor het eerst is vermeld welke slots KLM wilde ruilen voor de nachtslots van MH voor het zomerseizoen 2016. Onder deze omstandigheden kwalificeren de
e-mails van 14, 18 en 20 januari 2016 over de ruil van nachtslots van MH voor het zomerseizoen 2016 niet als aanvraag, maar moeten zij, in overeenstemming met de door KLM ter zitting gegeven nadere toelichting, worden aangemerkt als een verkenning van de wijze waarop het beoogde resultaat het beste zou kunnen worden bereikt. De reactie van de stichting hierop bij e-mail van 26 januari 2016 is dan ook geen besluit, en artikel 4:6, tweede lid, van de Awb is derhalve niet van toepassing op de aanvraag van 25 maart 2016.
d) Tijdig bezwaar tegen besluit van 30 maart 2016
10.    De stichting heeft in verweer in hoger beroep naar voren gebracht dat KLM niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 30 maart 2016. Volgens de stichting is het samenstel van de e-mail van KLM van 30 maart 2016 en de bespreking van 4 april 2016 (speaking notes, PowerPointpresentatie en mondelinge toelichting daarop) niet te kwalificeren als bezwaarschrift. Er is derhalve niet tijdig bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 maart 2016. Het besluit van 30 mei 2016 kwalificeert volgens de stichting gelet hierop als een nieuw primair besluit en niet als besluit op bezwaar. Het daartegen gerichte beroepschrift van 19 juli 2016 had door de rechtbank moeten worden doorgestuurd naar haar om als bezwaar te behandelen, aldus de stichting.
10.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat KLM tijdig tegen het besluit van 30 maart 2016 bezwaar heeft gemaakt. In de e-mail van 30 maart 2016 heeft KLM gesteld dat duidelijk is dat er een verschil van inzicht en mening is met betrekking tot de door MH en KLM voorgestelde slotruil en verzoekt zij om een bespreking te plannen. Deze bespreking heeft op 4 april 2016 plaatsgevonden. Uit de door KLM overgelegde speaking notes blijkt dat zij tijdens deze bespreking met een PowerPointpresentatie, waarvan een uitdraai aan de stichting is overhandigd, en een mondelinge toelichting daarop, gemotiveerd kenbaar heeft gemaakt het niet eens te zijn met het besluit van 30 maart 2016. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, voldoende is om aan te nemen dat KLM eind maart dan wel begin april 2016, en dus tijdig, bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 30 maart 2016. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat pas recent is uitgekristalliseerd dat de stichting een bestuursorgaan is dat besluiten neemt op grond van de Awb. Zoals ter zitting is toegelicht, is dit de eerste zaak waarin op grond van de Awb rechtsmiddelen zijn aangewend.
Voor zover de stichting betoogt dat het bezwaar niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het in dat geval op grond van het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb aan de stichting was om KLM in de gelegenheid te stellen een gebrek te herstellen. Nu de stichting dit heeft nagelaten alvorens het besluit te nemen, kunnen eventuele gebreken niet aan ontvankelijkverklaring in de weg staan. Het besluit van 30 mei 2016 is dan ook een besluit op bezwaar en het daartegen gerichte beroepschrift van 19 juli 2016 is terecht door de rechtbank als beroep behandeld.
-    Inhoudelijk; Afwijzing verzoek bevestiging slotruil
11.    De rechtbank heeft overwogen dat uit het bepaalde in de artikelen 8.5.1 en 8.15.1 van de WSG, in samenhang bezien, volgt dat luchtvaartmaatschappijen slots mogen houden als de intentie bestaat om ze te gebruiken (al dan niet in een "shared operation"), over te dragen of te ruilen, tenzij de houder van de slots alle activiteiten op het vliegveld waarop de slots betrekking hebben staakt. In dat geval moeten slots immers direct worden teruggeven. De stelling van KLM dat een luchtvaartmaatschappij slots altijd onder zich mag houden, zolang de intentie bestaat om ze te ruilen, volgt de rechtbank daarom niet. De rechtbank stelt vast dat MH per  e-mail van 20 januari 2016 aan de stichting heeft aangegeven dat ze "have to suspend current operations to Netherlands (7x weekly KUL- AMS vv service)". De rechtbank volgt de stichting in haar standpunt dat MH hiermee te kennen heeft gegeven haar activiteiten op Schiphol te staken. De stelling van KLM dat met code-sharing MH haar activiteiten niet heeft gestaakt, volgt de rechtbank niet. Het betreft hier immers alleen het gebruik door KLM van vluchtnummers van MH. De activiteiten van MH op Schiphol zijn echter geheel gestaakt.
12.    De WSG zijn opgesteld door de IATA. De IATA is een vereniging waarvan 280 luchtvaartmaatschappijen lid zijn die samen verantwoordelijk zijn voor ongeveer 83% van het wereldwijde luchtverkeer. De IATA vertegenwoordigt de maatschappijen en bedient de wereldwijde luchttransportgemeenschap met ondersteunende diensten, waaronder het vaststellen van standaarden en regels voor het management van slots op gecoördineerde luchthavens. In dat kader zijn in IATA-verband in 1976 de WSG ontwikkeld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de stichting zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de op 25 maart 2016 verzochte slotruil als bedoeld in artikel 8.5.1, eerste lid, van de WSG op grond van het bepaalde in artikel 8.15.1 van de WSG niet was toegestaan en dat MH gehouden was haar slots onmiddellijk aan de slotcoördinator, de stichting, te retourneren. Nu MH ten tijde van het verzoek niet meer over haar slots mocht beschikken, was een ruil van slots in de zin van een slot voor een slot als bedoeld in artikel 8bis, eerste lid, aanhef en onder c, van de Slotverordening niet mogelijk. De stichting heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden besloten om de door KLM en MH verzochte ruil niet te bevestigen.
13.    KLM betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de stichting bevestiging van de slotruil mocht weigeren. Daartoe voert zij aan dat alleen als een luchtvaartmaatschappij haar activiteiten op een luchthaven volledig staakt en niet van plan is om de slots op die luchthaven te ruilen, over te dragen of te gebruiken in een "shared operation", zij slots moet teruggeven, zodat deze terugvallen in de zogenoemde slotpool als bedoeld in artikel 8.15.1 van de WSG. KLM heeft ter ondersteuning van haar betoog een verklaring van de Slot Policy Working Group van de IATA (hierna: de SPWG) van 30 januari 2018 overgelegd met daarin haar standpunt over de interpretatie van de artikelen 8.5.1 en 8.15.1 van de WSG. Volgens KLM is onder meer van belang dat MH haar activiteiten op Schiphol niet volledig heeft gestaakt. MH exploiteert nog steeds vluchten naar en van Schiphol op basis van een code share-overeenkomst met KLM. MH is derhalve nog steeds actief op Schiphol. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend, aldus KLM.
13.1.    De SPGW is een werkgroep die verantwoordelijk is voor het begeleiden van het slotbeleid en de strategische richting van de IATA, en voor technische begeleiding bij planning en slot gerelateerde zaken. Deze werkgroep brengt de luchtvaartmaatschappijen samen om onder meer beleid en opkomende trends te bespreken en te definiëren.
13.2.    De SPWG heeft in de verklaring van 30 januari 2018 het standpunt ingenomen dat als een luchtvaartmaatschappij, voorafgaand aan het moment dat zij haar operaties op een luchthaven staakt, concrete plannen heeft om bepaalde slots over te dragen, te ruilen of te gebruiken in een shared operation, die maatschappij het recht heeft om die slots te behouden om de voorgenomen transactie uit te voeren. De betrokken luchtvaartmaatschappij (en) behoort resp. behoren, voorafgaand aan het moment waarop de operaties worden gestaakt, met de coördinator te overleggen zodat de intenties duidelijk zijn en al het mogelijke te doen om voorgenomen transacties snel af te handelen. Als een luchtvaartmaatschappij van plan is om haar activiteiten op een luchthaven te staken en ofwel (i) niet van plan is om de slots te gebruiken zoals uiteengezet in artikel 8.5.1 van de WSG, ofwel (ii) voorafgaand aan het moment dat zij haar activiteiten op die luchthaven staakt, de coördinator niet op de hoogte heeft gebracht dat zij overeenstemming heeft bereikt over een ruil met onmiddellijke ingang, moet de luchtvaartmaatschappij alle ongebruikte slots aan de coördinator teruggeven overeenkomstig artikel 8.15.1 van de WSG, dat wil zeggen zodra de activiteiten zijn gestaakt, aldus de SPWG.
13.3.    Zoals KLM ter zitting heeft toegelicht, had MH destijds na het verliezen van vliegtuigen met vluchtnummers MH17 en MH370 (tijdelijk) geen capaciteit om vluchten met eigen vliegtuigen uit te voeren vanaf Schiphol. Onweersproken is dat MH nog steeds vluchten naar en van Schiphol exploiteert op basis van een code share-overeenkomst met KLM. KLM heeft toegelicht dat deze vluchten thans worden uitgevoerd met toestellen van KLM en dat deze naast het vluchtnummer van KLM ook een vluchtnummer van MH dragen. MH verkoopt de stoelen op deze vluchten zelf, veelal in combinatie met doorverbindingen vanuit Schiphol of Kuala Lumpur.
13.4.    Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat MH daarmee niet al haar activiteiten op Schiphol heeft gestaakt. Dat zij destijds is gestopt met het uitvoeren van vluchten met eigen vliegtuigen, is daarvoor in dit geval niet doorslaggevend. Daarbij acht de Afdeling van belang dat "operations" in de zin van artikel 8.15.1 van de WSG, de in artikel 8.5.1 vermelde activiteiten van het zelf gebruiken, ruilen, overdragen of gebruiken in een "shared operation" omvat. De term "to operate" betekent het uitvoeren van vluchten met eigen vliegtuigen. Bij gebruik in een "shared operation" is het niet noodzakelijk om te vliegen met een eigen vliegtuig. Hieronder valt naar het oordeel van de Afdeling ook de samenwerking van MH met KLM met code-sharing, zoals hiervoor beschreven. Nu MH al die tijd op Schiphol in een "shared operation" met KLM actief is gebleven, is artikel 8.15.1 van de WSG in dit geval niet van toepassing. MH had haar slots voor het zomerseizoen 2016 derhalve niet hoeven teruggeven aan de stichting ten behoeve van de zogenoemde slotpool. Deze interpretatie is ook in overeenstemming met de in overweging 13.2 weergegeven uitleg van de SPGW. Anders dan de stichting heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de SPGW niet onafhankelijk is. Naast KLM zijn ook andere vliegtuigmaatschappijen, waaronder zogenoemde budgetmaatschappijen, in de SPWG vertegenwoordigd. De rechtbank heeft ten onrechte de door de stichting in beroep gegeven nadere motivering toereikend geacht.
Het betoog slaagt. Hetgeen KLM voor het overige in dit verband heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking.
Conclusie
14.    Reeds hierom is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover aangevallen. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 30 mei 2016 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De overige hogerberoepsgronden behoeven geen bespreking.
In stand laten rechtsgevolgen
15.    De Afdeling zal in verband met het bepaalde in artikel 8:41a van de Awb uit het oogpunt van finale geschillenbeslechting bezien of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 30 mei 2016 met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in stand te laten.
-    Artikel 8bis, tweede lid, van de Slotverordening
16.    De stichting heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek om bevestiging van slotruil voor het zomerseizoen 2016 terecht is afgewezen, omdat het bevestigen van de slotruil schade zou opleveren aan de luchthavenexploitatie, rekening houdend met alle technische, operationele en milieubeperkingen, zoals bedoeld in artikel 8bis, tweede lid, aanhef en onder a, van de Slotverordening. Op 1 oktober 2008 is in het zogeheten Alders-akkoord afgesproken dat het aantal nachtelijke vliegbewegingen beperkt zou worden tot 32.000. Bovendien is afgesproken dat dit maximum van 32.000 nachtelijke vliegbewegingen tijdelijk zal worden teruggebracht naar 29.000 bewegingen per gebruiksjaar, omdat de op Schiphol landende vliegtuigen dit nog niet of nog niet allemaal kunnen doen via zogeheten glijvluchten, die minder geluidsbelasting veroorzaken. Historische slots die worden teruggegeven worden daarom niet opnieuw toegedeeld en komen per het eerstvolgende overeenkomstige seizoen (zomer of winter) te vervallen. Het in deze zaak bevestigen van de slotruil zou volgens de stichting de luchthavenexploitatie, waaronder mede begrepen het tijdelijk terugbrengen van het aantal nachtelijke vliegbewegingen, hebben geschaad, omdat MH haar slots had moeten teruggeven wegens het staken van haar activiteiten op Schiphol op het moment dat om bevestiging van de slotruil werd verzocht. Een dergelijk ruilverzoek kan bovendien worden gekwalificeerd als "schijnuitwisseling", omdat MH de dagslots van KLM niet zou gebruiken.
17.    KLM voert aan dat de stichting op onjuiste gronden artikel 8bis, tweede lid, aanhef en onder c, van de Slotverordening aan de weigering om de slotruil te bevestigen ten grondslag heeft gelegd. Volgens KLM voldoet het verzoek om slotruil aan de voorwaarden van de Slotverordening en doet geen van de in artikel 8bis, tweede lid, aanhef en onder a, b of c, vermelde omstandigheden zich voor. Anders dan de stichting betoogt, zou bevestiging van de slotruil de luchthavenexploitatie niet hebben geschaad, aldus KLM. Volgens KLM is verder geen sprake van een "schijnuitwisseling" en, voor zover dat wel zo zou zijn, biedt de Slotverordening volgens haar geen grondslag om op basis daarvan het verzoek om slotruil af te wijzen. Of slots daadwerkelijk zullen worden gebruikt, is geen eis waaraan de bevestiging van een slotruil moet worden getoetst.
17.1.    Niet in geschil is dat het ruilverzoek van KLM en MH van 25 maart 2016 voldoet aan de voorwaarden van de Slotverordening, zoals bedoeld in de aanhef van artikel 8bis, tweede lid, van de Slotverordening. De stichting heeft zich op het standpunt gesteld dat de slotruil schade zou toebrengen aan de luchthavenexploitatie, rekening houdend met alle technische, operationele en milieubeperkingen. Als dat standpunt juist is, doet de omstandigheid als bedoeld in artikel 8bis, tweede lid, aanhef en onder a, van de Slotverordening zich voor, hetgeen een grond oplevert voor de stichting om de slotruil niet te bevestigen. De motivering van de stichting ter onderbouwing van deze stelling gaat echter uit van slots die MH had moeten teruggeven. In overweging 13.4 van deze uitspraak is reeds vastgesteld dat MH haar activiteiten niet volledig had gestaakt en haar slots voor het zomerseizoen 2016 derhalve niet had hoeven teruggeven. Deze weigeringsgrond houdt reeds daarom geen stand. Bovendien is de vraag of slots daadwerkelijk worden gebruikt noch op grond van de tekst van de Slotverordening noch blijkens de geschiedenis van de totstandkoming daarvan bij de beoordeling of een slotruil kan worden bevestigd relevant.
18.    Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit van 30 mei 2016 in stand te laten. Geen van de door de stichting in deze procedure naar voren gebrachte gronden om bevestiging van de slotruil voor het zomerseizoen 2016 te weigeren, heeft standgehouden. De stichting moet een nieuw besluit op bezwaar nemen.
Proceskosten
19.    De stichting dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2017 in zaak nr. 16/3292, voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van Stichting Airport Coördination Netherlands van 30 mei 2016, kenmerk ACN16-020, ongegrond is verklaard;
III.    verklaart het bij de rechtbank tegen dat besluit ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt dat besluit;
V.    veroordeelt Stichting Airport Coördination Netherlands tot vergoeding van bij Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.    veroordeelt Stichting Airport Coördination Netherlands tot vergoeding van bij Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII.    gelast dat Stichting Airport Coördination Netherlands aan Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Lubberdink    w.g. Ley-Nell
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2019
597.
BIJLAGE
Verordening (EU) nr. 95/93, betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op communautaire luchthavens
Artikel 8
5. De coördinator houdt tevens rekening met de wereldwijd of in de gehele Gemeenschap door de luchtvaartsector opgestelde aanvullende regels en richtsnoeren en met de door het coördinatiecomité voorgestelde lokale richtsnoeren die door de voor de luchthaven in kwestie verantwoordelijke lidstaat of een andere bevoegde instantie zijn goedgekeurd, mits deze regels en richtsnoeren geen afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van de coördinator, stroken met het gemeenschapsrecht en tot doel hebben de luchthavencapaciteit efficiënter te benutten. Deze regels worden door die lidstaat meegedeeld aan de Commissie.
Artikel 8bis
1. Slots mogen:
[…]
c. tussen luchtvaartmaatschappijen worden uitgewisseld op basis van een slot voor een slot.
2. De in lid 1 bedoelde overdrachten of uitwisselingen worden ter kennis van de coördinator gebracht en treden niet in werking voordat zij uitdrukkelijk door de coördinator zijn bevestigd. De coördinator bevestigt de overdrachten of uitwisselingen niet, wanneer zij niet aan de voorwaarden van deze verordening voldoen en hij er niet van overtuigd is dat:
a) de luchthavenexploitatie niet wordt geschaad, rekening houdend met alle technische, operationele en milieubeperkingen;
b) de overeenkomstig artikel 9 opgelegde beperkingen worden nageleefd;
c) lid 3 niet van toepassing is op een slotoverdracht.
Artikel 14
6. Onverminderd artikel 10, lid 4, kan een coördinator, wanneer een luchtvaartmaatschappij er niet in slaagt het in artikel 8, lid 2, vermelde gebruikspercentage van 80% te bereiken, besluiten die reeks slots van die luchtvaartmaatschappij voor de resterende duur van de dienstregelings-periode in te trekken en weer in de pool op te nemen, nadat hij de betrokken luchtvaartmaatschappij heeft gehoord.
b) Onverminderd artikel 10, lid 4, neemt de coördinator, nadat hij de betrokken luchtvaartmaatschappij heeft gehoord, een reeks slots weer op in de pool, wanneer er geen slots van die reeks zijn gebruikt nadat 20% van de geldigheidsduur van de reeks is verstreken.
World Slot Guidelines
-    Edition 7, zoals gold in 2016,
Artikel 8.5.1
Airlines may only hold slots that they intend to operate, transfer, exchange or use in a shared operation.
Artikel 8.5.2
To ensure that scarce capacity is not wasted, airlines must immediately  return any slots they know they will not use. Even at short notice, it may be possible to reallocate returned slots to other operators.
Artikel 8.5.3
In particular, series of slots that an airline does not intend to operate must  be returned no later than the Slot Return Deadline dates of 15 January (summer) and 15 August (winter).
Artikel 8.9.5
The following actions also constitute slot misuse:
a)  Holding slots that the airline does not intend to operate, transfer, exchange, or use in a shared operation;
b)  Holding  slots  for  an  operation  other  than  that  planned  for  the  purpose  of denying capacity to another aircraft operator;
c)  Requesting new slots that the airline does not intend to operate; or
d)  Requesting slots for an operation other than that indicated, with the intention of gaining improved priority.
Artikel 8.12.1
The exchange of slots between airlines is encouraged. Allocated slots may be freely exchanged on a one-for-one basis at a Level 3 airport by any number of airlines.
Artikel 8.12.2
In the case of an exchange involving newly allocated slots, which are slots other than historic slots or changed historic slots, the coordinator may refuse to confirm the exchange if not satisfied that the exchange improves the operating position of that airline. Dialogue between the coordinator and the airline is essential in such circumstances.
Artikel 8.12.3
Airlines engaging in slot exchanges must notify the coordinator of every exchange. The coordinator will confirm the feasibility of the exchange and amend its database. If the exchange involves compensation or consideration, the following  details will be made available to interested parties if requested and  published on the coordinators website for transparency purposes only:
a) The names of the airlines involved;
b) The slot times exchanged and
c) The period of the exchange (for example, period of operation, seasons, permanent/temporary, etc.).
Artikel 8.15.1
An airline that ceases operations at an airport must immediately return all of the slots allocated to it for the remainder of the season and for the next season (if already allocated), and advise the coordinator whether or not it will use the slots in the future.
-    Edition 8, zoals gold vanaf 1 januari 2017,
Artikel 8.5.1
Airlines may only hold slots that they intend to operate, transfer, swap or use in a shared operation.
Artikel 8.9.5
The following actions also constitute slot misuse:
a)  Holding slots that the airline does not intend to operate, transfer, swap, or use in a shared operation;
b)  Holding  slots  for  an  operation  other  than  that  planned  for  the  purpose  of denying capacity to another aircraft operator;
c)  Requesting new slots that the airline does not intend to operate; or
d)  Requesting slots for an operation other than that indicated, with the intention of gaining improved priority."
Artikel 8.12.1
Swapping slots between airlines is encouraged. Allocated slots may be swapped on a one-for-one basis at a Level 3 airport by any number of airlines.
Artikel 8.12.2
In the case of a swap involving newly allocated slots, which are slots other than historic slots or changed historic slots, the coordinator may refuse to confirm the swap if not satisfied that the swap improves the operating position of that airline. Dialogue between the coordinator and the airline is essential in such circumstances.
Artikel 8.12.3
Airlines engaging in slot swaps must notify the coordinator of every swap.  The coordinator will confirm the feasibility of each swap and amend its database. If the swap involves compensation or consideration, the following  details will be made available to interested parties if requested and  published on the coordinators website for transparency purposes only:
a) The names of the airlines involved;
b) The slot times swapped and
c) The period of the swap (for example, period of operation, seasons, permanent/temporary, etc.).
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6 van de Awb
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Artikel 6:4
Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
Artikel 6:5
1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;
d. de gronden van het bezwaar of beroep.
Artikel 6:6
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 8:117
Indien de uitspraak is gedaan door een andere rechtbank dan de bevoegde, kan de hogerberoepsrechter de uitspraak als bevoegdelijk gedaan aanmerken.