ECLI:NL:RVS:2019:1299
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van vreemdelingen
Op 19 april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van hun uitzetting totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 april 2019. In die uitspraak werden de beroepen van de vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaard.
De vreemdelingen hebben op 17 juli 2018 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning, welke door de staatssecretaris zijn afgewezen. Na de uitspraak van de rechtbank hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen gekeken naar eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 20 februari 2019, en heeft geoordeeld dat het verzoek van de vreemdelingen voor toewijzing in aanmerking komt.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 april 2019.