ECLI:NL:RVS:2019:1295
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen huisverbod en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 28 maart en 4 april 2019, waarbij de rechtbank beslissingen heeft genomen over de oplegging en verlenging van een huisverbod door de burgemeester van Westvoorne. De voorzieningenrechter van de Raad van State heeft op 16 april 2019 een mondelinge uitspraak gedaan. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in het kader van zijn hoger beroep. De zaak betreft de besluiten van de burgemeester van 22 maart 2019 tot oplegging van een huisverbod en van 29 maart 2019 tot verlenging van dat huisverbod.
De voorzieningenrechter heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester op basis van een risico-taxatie instrument heeft gehandeld, waarbij de feiten en omstandigheden die een ernstig en onmiddellijk gevaar opleveren, voldoende zijn gemotiveerd. Het huisverbod is niet als strafmaatregel opgelegd, maar ter voorkoming van recidive, wat niet in strijd is met de wet. De burgemeester heeft in redelijkheid het huisverbod kunnen opleggen, waarbij het belang van de achterblijvers zwaarder weegt dan het belang van verzoeker om toegang tot zijn persoonlijke spullen.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen grond is voor vernietiging van de uitspraak van de rechtbank van 4 april 2019, aangezien er nog geen systeemgesprek heeft plaatsgevonden en verzoeker hulpverlening heeft geweigerd. De voorzieningenrechter concludeert dat het bestuursrechtelijk traject losstaat van het strafrechtelijk traject, en dat het huisverbod ook een contactverbod inhoudt, wat een belangrijk aspect is in deze zaak.