ECLI:NL:RVS:2019:1294

Raad van State

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
201809402/4/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van geheime staatsraden in bestuursrechtelijke procedure

Op 9 april 2019 heeft verzoeker tijdens de zitting van zijn zaak met nummer 201809402/3/A3 verzocht om wraking van de geheime staatsraden van de meervoudige kamer die zijn zaak met nummer 201809402/1/A3 in behandeling hebben genomen. Dit verzoek werd ook schriftelijk ingediend bij de Raad van State. De wraking is gebaseerd op artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat stelt dat rechters gewraakt kunnen worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. Verzoeker stelt dat hij niet tijdig op de hoogte is gesteld van de samenstelling van de meervoudige kamer, wat volgens hem in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat recht op een eerlijke en openbare behandeling waarborgt.

De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat de samenstelling van de meervoudige kamer, bestaande uit de staatsraden mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, mr. C.J. Borman en mr. J.A. Hagen, bekend was en dat verzoeker hiermee bekend had kunnen zijn. Het verzoek om wraking is gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat de samenstelling geheim is, en er is geen sprake van een verzoek dat betrekking heeft op de persoon van de staatsraden. Daarom kan het verzoek niet worden aangemerkt als een verzoek om wraking in de zin van artikel 8:15 van de Awb. De Afdeling besluit het verzoek om wraking buiten behandeling te laten.

Uitspraak

201809402/4/A3.
Datum beslissing: 19 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)).
Procesverloop
Bij de behandeling ter zitting van 9 april 2019 van de zaak met nr. 201809402/3/A3 heeft [verzoeker] verzocht om wraking van de geheime staatsraden van de meervoudige kamer die zijn zaak met nr. 201809402/1/A3 in behandeling hebben genomen.
Bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2019, heeft [verzoeker] dit verzoek ook op schrift gesteld.
Overwegingen
1.    Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.    De ratio van artikel 8:15 van de Awb is blijkens de wetsgeschiedenis gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Een wrakingsgrond dient dan ook gelegen te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de staatsraad die de zaak behandelt.
3.    [verzoeker] heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hem bij de behandeling ter zitting van 9 april 2019 van het door hem gedane verzet tegen de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2018 in zaak nr. 201809402/2/A3 pas duidelijk is geworden dat het door hem op 23 november 2018 ingestelde hoger beroep in behandeling is genomen door een meervoudige kamer, waarvan de samenstelling geheim is. [verzoeker] is van mening dat hij er tijdig in had moeten worden gekend dat zijn zaak door een meervoudige kamer in behandeling is genomen en had hij moeten worden gekend in de samenstelling van de meervoudige kamer. De inbehandelingname door een meervoudige kamer waarvan de samenstelling geheim is, is volgens [verzoeker] in strijd met het in artikel 6 EVRM neergelegde recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak. Daarbij heeft [verzoeker] te kennen gegeven dat het wrakingsverzoek van de geheime staatsraden uitsluitend ziet op het geheime karakter van de rechtspleging en niet op de door de leden van de meervoudige kamer genomen beslissingen.
3.1.    In artikel 8:10a van de Awb is bepaald dat de zaken die bij een andere bestuursrechter dan de rechtbank aanhangig worden gemaakt, in behandeling worden genomen door een meervoudige kamer. Dit is ook opgenomen in de ter voorlichting van partijen op de website van de Raad van State gepubliceerde Regeling verdeling zaken Afdeling bestuursrechtspraak (Stcrt. 2012, 15097).
De zaak van [verzoeker] wordt behandeld in de Algemene kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak. In de Algemene kamer zijn de drie plaatsvervangend voorzitters bij besluit van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak aangewezen als leden van de meervoudige kamer, die een zaak in behandeling nemen voor de duur van het vooronderzoek en totdat deze wordt toebedeeld aan de behandelend zittingskamer. Per 1 september 2017 zijn dit de staatsraden mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, mr. C.J. Borman en mr. J.A. Hagen. De plaatsvervangend voorzitters van de Algemene kamer zijn vermeld op de website van de Raad van State ("Home>Over ons>Organisatie> Afdeling bestuursrechtspraak> Algemene kamer").
Gelet hierop had [verzoeker] ermee bekend kunnen zijn dat het door hem ingestelde hoger beroep door een meervoudige kamer in behandeling zou worden genomen en mist zijn betoog dat de samenstelling van deze meervoudige kamer geheim is, feitelijke grondslag. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat de meervoudige vooronderonderzoekskamer bestaat uit geheime staatsraden.
Het wrakingsverzoek richt zich uitsluitend op het vermeende geheime karakter van dit deel van de hoger beroepsprocedure. Nu van een op de persoon van de staatsraden betrekking hebbend verzoek geen sprake is, kan dit verzoek daarom niet worden aangemerkt als een verzoek om wraking in de zin van artikel 8:15 van de Awb. Het verzoek om wraking dient buiten behandeling te worden gelaten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
laat het verzoek buiten behandeling.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Deen
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2019
604.