ECLI:NL:RVS:2019:1291

Raad van State

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
201901316/3/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling tegen voorgenomen uitzetting

Op 9 april 2019 heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen feitelijke uitzetting door de staatssecretaris op 18 april 2019, krachtens artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit bezwaarschrift is door de staatssecretaris aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gezonden om te worden behandeld als een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.D. Kupelian, heeft een nader stuk ingediend ter ondersteuning van zijn verzoek.

In eerdere uitspraken van de rechtbank en de voorzieningenrechter van de Afdeling is het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat de vreemdeling geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de eerdere besluiten. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter, mr. E. Steendijk, heeft de beslissing op 19 april 2019 in het openbaar uitgesproken. De griffier, mr. G.A. van de Sluis, was aanwezig bij deze uitspraak. De beslissing houdt in dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een voorlopige voorziening en dat de voorgenomen uitzetting kan doorgaan.

Uitspraak

201901316/3/V2.
Datum uitspraak: 19 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht):
[de vreemdeling],
verzoeker.
Procesverloop
De vreemdeling heeft op 9 april 2019 krachtens artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bezwaar gemaakt tegen de door de staatssecretaris voorgenomen feitelijke uitzetting op 18 april 2019. De staatssecretaris heeft dit bezwaarschrift aan de Afdeling gezonden om te behandelen als een verzoek om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.D. Kupelian, advocaat te Amsterdam, heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.    Bij uitspraak van 6 februari 2019 in zaken nrs. NL19.754 en NL19.761 heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 11 januari 2019, waarbij de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, heeft afgewezen, ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 10 april 2019 in zaken nrs. 201901316/1/V2 en 201901316/2/V2 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling deze uitspraak bevestigd en het verzoek van de vreemdeling tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Wat de vreemdeling in het onderhavige verzoek heeft aangevoerd, geeft geen grond om niet langer uit te gaan van de rechtmatigheid van de aan het besluit van 11 januari 2019 verbonden rechtsgevolgen.
2.    Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Er is daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Van de Sluis
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2019
802-920.