ECLI:NL:RVS:2019:1291
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling tegen voorgenomen uitzetting
Op 9 april 2019 heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen feitelijke uitzetting door de staatssecretaris op 18 april 2019, krachtens artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit bezwaarschrift is door de staatssecretaris aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gezonden om te worden behandeld als een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.D. Kupelian, heeft een nader stuk ingediend ter ondersteuning van zijn verzoek.
In eerdere uitspraken van de rechtbank en de voorzieningenrechter van de Afdeling is het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat de vreemdeling geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de eerdere besluiten. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter, mr. E. Steendijk, heeft de beslissing op 19 april 2019 in het openbaar uitgesproken. De griffier, mr. G.A. van de Sluis, was aanwezig bij deze uitspraak. De beslissing houdt in dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een voorlopige voorziening en dat de voorgenomen uitzetting kan doorgaan.