201900481/1/R1 en 201900481/3/R1.
Datum uitspraak: 19 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de opheffing of wijziging (artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de bij uitspraak van 26 maart 2019, zaaknr. 201900481/2/R1, getroffen voorlopige voorziening en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Belfeld, gemeente Venlo,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Venlo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2018 heeft het college het wijzigingsplan "Uitbreiding glastuinbouwlocatie Broekstraat - Tuindersweg Belfeld" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek van [appellant] is met toepassing van artikel 8:87, eerste lid, van de Awb bij uitspraak van 26 maart 2019, zaaknr. 201900481/2/R1 door de voorzieningenrechter toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft het ambtshalve onderzoek ter beoordeling van de vraag of de voorlopige voorziening kan worden opgeheven of moet worden gewijzigd, ter zitting behandeld op 2 april 2019, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.H.D. Elings, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken en H.C.A. Willems, zijn verschenen. Voorts is [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. A.A. van den Brand, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
Inleiding
1. Het wijzigingsplan voorziet in een uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf van [partij] aan de [locatie 1] ten behoeve van de aanleg van een verticale warmtebuffer, de uitbreiding van het kassenareaal met ongeveer 2 ha en het omzetten van de woning [locatie 2] naar een bedrijfswoning.
2. Het wijzigingsplan is vastgesteld met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als vervat in artikel 3, lid 3.7.2, van de planregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Venlo' (hierna: het moederplan).
2.1. De relevante planregels en andere regelgeving staan opgenomen in de bijlage van deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
3. [appellant] woont aan de [locatie 3] ten zuidoosten van het plangebied. Op de percelen kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie E, nrs. 145 en 155, ten zuidoosten van het plangebied exploiteert [appellant] zijn glastuinbouwbedrijf. Een gedeelte van zijn kassen verhuurt [appellant] aan derden. [appellant] vreest onder meer een aantasting van zijn woon- en leefklimaat en een belemmering van zijn bedrijfsvoering als gevolg van het wijzigingsplan en kan zich om die reden niet met het plan verenigen.
4. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Toetsingskader
5. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
De beroepsgronden
Plangebied
6. [appellant] betoogt dat onduidelijk is op welke gronden het wijzigingsplan betrekking heeft. Hiertoe voert hij aan dat in de kennisgeving van het wijzigingsplan staat vermeld dat het plan ziet op de percelen kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie E, nrs. 141, 142, 143 en 1116, terwijl de kadastrale gegevens van die percelen inmiddels zijn gewijzigd. Ook wordt in de plantoelichting verwezen naar kadastrale percelen die buiten het plangebied liggen.
6.1. Voor zover deze beroepsgrond betrekking heeft op de publicatie van het bestemmingsplan, overweegt de voorzieningenrechter dat deze beroepsgrond in zoverre betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.
Het betoog faalt.
6.2. Voor zover [appellant] wijst op een onjuiste vermelding van de relevante kadastrale percelen in de plantoelichting, overweegt de voorzieningenrechter dat niet aannemelijk is gemaakt dat de plantoelichting, die overigens als zodanig geen juridisch bindend onderdeel van het bestemmingsplan is, dusdanige onjuistheden en onvolkomenheden bevat dat om die reden geoordeeld dient te worden dat geen goede belangenafweging heeft plaatsgevonden en de raad het bestemmingsplan reeds daarom niet heeft mogen vaststellen.
Het betoog faalt.
Strijd met voorwaarden wijzigingsbevoegdheid artikel 3.7.2, onder d - Bom+-systematiek
7. [appellant] betoogt dat het wijzigingsplan is vastgesteld in strijd met de voorwaarde die is gesteld in artikel 3, lid 3.7.2, onder d, van de planregels van het moederplan.
7.1. Artikel 3, lid 3.7.2, van de planregels van het moederplan luidt: "Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf met de nadere aanduiding glastuinbouw te wijzigen ten behoeve van een bouwvlakvergroting van een volwaardig glastuinbouwbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. De gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangeduide zone 'robuuste landbouw en natuur', 'grondgebonden landbouw' en/of 'glastuinbouw concentratie'.
b. Ter plaatse van de aangeduide zone 'robuuste landbouw' en de zone 'grondgebonden landbouw' geldt voor glastuinbouwbedrijven een referentiemaat van 3 ha., een en ander met dien verstande dat overschrijding van deze maat is toegestaan indien dit leidt tot een integrale verbetering van de omgevingskwaliteit.
c. De functie geen milieuhygiënische belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven met zich meebrengt.
d. Een duurzame tegenprestatie in de vorm van het verplicht basispakket, basispakket-plus of -extra en een borgingsafspraak zoals aangegeven in de BOM+-regeling in de bijlage van de regels geleverd wordt.
e. Een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangeleverd.
f. De ontwikkeling past binnen het POL, het reconstructieplan en de gemeentelijke structuurvisie.
g. Als gevolg van de verandering de bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.
h. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid."
7.2. Op grond van artikel 3, lid 3.7.2, aanhef en onder d, van de planregels van het moederplan dient voor de toepassing van de desbetreffende wijzigingsbevoegdheid een duurzame tegenprestatie te worden geleverd in de vorm van het verplicht basispakket, basispakket-plus of -extra en een borgingsafspraak zoals aangegeven in de BOM+-regeling in de bijlage van de regels. De BOM+-systematiek is als bijlage 2 bij de planregels van het moederplan gevoegd. Daarin wordt niet verwezen naar het Limburgs Kwaliteitsmenu. Evenmin wordt daarin de eis gesteld dat de tegenprestatie betrekking moet hebben op het gehele plangebied. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het wijzigingsplan in strijd met artikel 3, lid 3.7.2, aanhef en onder d, van de planregels van het moederplan is vastgesteld.
Het betoog faalt.
Strijd met voorwaarden wijzigingsbevoegdheid Artikel 3, lid 3.7.2, onder f - strijd met gemeentelijke structuurvisie
8. [appellant] betoogt dat het wijzigingsplan in strijd is met artikel 3, lid 3.7.2, onder f, van de planregels van het moederplan. Hiertoe voert hij aan dat het gesloopte areaal aan glasopstanden aanzienlijk kleiner is dan de planologisch voorziene mogelijkheden. Hierdoor wordt volgens [appellant] niet voldaan aan het vereiste uit de gemeentelijke structuurvisie dat de compensatie in verhouding moet staan tot de te realiseren glasopstanden.
8.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het plan niet in strijd met de gemeentelijke structuurvisie is vastgesteld.
8.2. Aan het perceel, plaatselijk bekend als [locatie 1], is de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" met de aanduiding "bouwvlak" toegekend.
8.3. In hoofdstuk 2, paragraaf 2.1, van de gemeentelijke structuurvisie "Ruimtelijke structuurvisie Venlo, ruimte binnen grenzen" van 25 juni 2014, staat onder meer het volgende:
"Venlo is en blijft een sterke regio in de glastuinbouw, […] Initiatieven in de bestaande glastuinbouwconcentratiegebieden krijgen de ruimte, hier is nog voldoende ruimte voor optimalisatie van ruimtegebruik. Hierbij bieden we in twee zones (’t Ven-noord en Meelderbroek) ruimte door middel van herordening/herverkaveling ter versterking en revitalisering van deze gebieden. Denk hierbij aan het verbeteren van de ontsluiting en het terugdringen van burgerwoningen. Dit alles op voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing van deze ‘glazen bedrijventerreinen’. […] Initiatieven voor uitbreiding van solitaire glastuinbouwbedrijven buiten de glastuinbouwconcentratiegebieden zijn onderhevig aan het ‘glas voor glas principe’ (glasbankregeling)."
8.4. Uit de hiervoor geciteerde passage uit de gemeentelijke structuurvisie leidt de voorzieningenrechter af dat initiatieven in bestaande glastuinconcentratiegebieden de ruimte krijgen, in tegenstelling tot initiatieven van solitaire glastuinbouwbedrijven buiten de glastuinbouwconcentratiegebieden. Anders dan voor de initiatieven in een glastuinbouwconcentratiegebied geldt voor solitaire glastuinbouwbedrijven buiten het concentratiegebied de 'glas voor glas' regeling conform de Glasbankregeling. Nu het plangebied blijkens de plantoelichting, en overigens ook niet in geschil is, in glastuinbouwconcentratiegebied Meelderbroek ligt, ziet de voorzieningenrechter in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het wijzigingsplan in strijd met de gemeentelijke structuurvisie is vastgesteld.
Het betoog faalt.
Strijd met voorwaarden wijzigingsbevoegdheid Artikel 3, lid 3.7.2, onder h - plicht aandacht te besteden aan diverse kwaliteitsaspecten
8.5. Voor zover [appellant] betoogt dat het wijzigingsplan is vastgesteld in strijd met artikel 3, lid 3.7.2, onder h, van de planregels van het moederplan omdat onvoldoende is ingegaan op het deelaspect verstening en landschappelijke inpassing, overweegt de voorzieningenrechter dat hij dit betoog niet volgt. Hiertoe wordt overwogen dat in paragraaf 3.5.5 van de plantoelichting uitgebreid is ingegaan op de landschappelijke inpassing van de voorziene ontwikkeling door middel van de plaatsing van hagen en bomen. De landschappelijke inpassing is daarnaast beschreven in het landschapsplan waar in artikel 3, lid 3.2.6.1, van de planregels van het wijzigingsplan naar wordt verwezen. Voor zover [appellant] ter zitting heeft gesteld dat met voormeld landschapsplan slechts een inpassing van een bestaand gedeelte van het agrarisch bedrijf wordt gewaarborgd en niet een inpassing van het gedeelte waar hij vanaf zijn bedrijfswoning op uitkijkt, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Op pagina 16 van het landschapsplan wordt voorgesteld de inpassing van het plangebied te versterken door de aanplant van een beukenhaag rond de tuin van de woning aan de Tuinderweg 4 ten noordwesten van het perceel van [appellant]. Nu zowel het plangebied als het perceel van [appellant] in een glastuinbouwconcentratiegebied liggen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het college hier niet in redelijkheid mee heeft kunnen volstaan.
Het betoog faalt.
Strijd met voorwaarden wijzigingsbevoegdheid artikel 3, lid 3.7.2, onder e - bedrijfsontwikkelingsplan
9. [appellant] betoogt dat in strijd met artikel 3, lid 3.7.2, onder e, van de planregels van het moederplan geen onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan is aangeleverd.
9.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de aanlevering van een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan in het voorliggende geval niet nodig is. Hiertoe voert het college aan dat deze wijzigingsvoorwaarde ertoe strekt dat het gaat om een volwaardig agrarisch bedrijf, teneinde de continuïteit op langere termijn te kunnen verzekeren. Nu volgens het college ten tijde van de vaststelling van het wijzigingsplan reeds vaststond dat het ging om een volwaardig agrarisch bedrijf, werd het aanleveren van een bedrijfsontwikkelingsplan niet noodzakelijk geacht.
9.2. De stelling van het college dat de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf van initiatiefnemer voor het college ten tijde van de vaststelling van het wijzigingsplan op voorhand vast stond, leidt, wat daar ook van zij, niet tot het oordeel dat daarmee aan de hier bedoelde wijzigingsvoorwaarde is voldaan.
Het betoog slaagt.
9.3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3, lid 3.7.2, onder e, van de planregels, zodat niet aan deze wijzigingsvoorwaarde is voldaan. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
9.4. Voor zover [partij] heeft aangevoerd dat artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan een vernietiging op dit punt, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. In de planregels van het moederplan is niet gedefinieerd wat onder een bedrijfsontwikkelingsplan moet worden verstaan. In paragraaf 3.2 van de plantoelichting van het moederplan staat onder het kopje "Module 'Agrarische nieuwvestiging en uitbreiding" het volgende: "[…] Nieuwvestiging en uitbreiding van agrarische bedrijven is alleen toegestaan na een ruimtelijke afweging en onder voorwaarde dat de agrarische bedrijven een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving middels inpassing en kwaliteitsverbetering. Bij nieuwvestiging dient de agrariër op basis van een bedrijfontwikkelingsplan […] aan te tonen dat zijn bedrijf - op termijn - volwaardig is." In artikel 1, lid 104, van de planregels van het moederplan wordt een volwaardig agrarisch bedrijf gedefinieerd als "een agrarisch bedrijf met minimaal 70 Nge, met ten minste de arbeidsomvang van één volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuïteit op langere termijn voldoende is verzekerd. De volwaardigheid wordt getoetst op doelmatigheid en continuïteit, eventueel te beoordelen door een agrarisch deskundige."
9.5. Uit het voorgaande leidt de voorzieningenrechter af dat de voorwaarde als vervat in artikel 3.7.2, onder e, van de planregels van het moederplan ertoe strekt dat voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de economische uitvoerbaarheid van de voorziene ontwikkeling is gewaarborgd. Een onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van een plan strekt ertoe te voorkomen dat belanghebbenden worden geconfronteerd met de nadelige ruimtelijke gevolgen van een plan dat niet uitvoerbaar is. Beoogd wordt de bij het daadwerkelijk realiseren van een plan betrokken belangen te beschermen, waaronder in ieder geval begrepen die van grondeigenaren en grondgebruikers in de nabije omgeving van het plangebied (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3444). Nu [appellant] in de nabije omgeving van het plangebied woont en hij zijn agrarische bedrijf eveneens in de directe nabijheid van het plangebied exploiteert, staat artikel 8:69a van de Awb niet aan een vernietiging van het wijzigingsplan op dit punt in de weg. 9.6. De voorzieningenrechter ziet echter aanleiding om met het oog op een finale geschilbeslechting nader te bezien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb dat, zoals uit het voorgaande volgt moet worden vernietigd, in stand gelaten kunnen worden. Daartoe wordt het volgende overwogen.
9.7. Nu de Nge-norm als bedoeld in artikel 1, lid 1.04, van de planregels van het moederplan verouderd is en inmiddels is vervangen door de Standaardopbrengst (hierna: SO) als nieuwe economische norm, heeft [partij] volgens het college alsnog aan de hand van een berekening met de rekenmodule van de Wageningen Economie Research door middel van de SO-normen inzichtelijk gemaakt dat het agrarisch bedrijf van [partij] in de bestaande situatie en in de nieuwe situatie, dat wil zeggen na realisatie van de beoogde uitbreiding, kan worden aangemerkt als een volwaardig agrarisch bedrijf. Daarmee is volgens het college cijfermatig onderbouwd dat het toekomstige bedrijf, dus na de uitbreiding, op termijn volwaardig is en is naar bedoeling voldaan aan het vereiste van een bedrijfsontwikkelingsplan. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen.
9.8. Voor zover [appellant] ter zitting met het oog op de goede procesorde nog heeft aangevoerd dat [partij] haar berekeningen in een laat stadium heeft ingebracht, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. De bedoelde berekeningen zijn bij brief van 29 maart 2019 door de Raad van State ontvangen en doorgestuurd aan [appellant] en bestaan uit 8 pagina's. Niet in geschil is dat [appellant] deze berekeningen in ieder geval een dag voor de zitting heeft ontvangen. Gelet hierop in samenhang met artikel 8:83, eerste lid, van de Awb alsmede de geringe omvang van de door [partij] overgelegde berekeningen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat [partij] haar berekeningen zodanig laat heeft ingediend, dat deze wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing moeten worden gelaten.
9.9. De conclusie is derhalve dat het aan het bestreden besluit klevende gebrek door hetgeen tijdens de procedure naar voren is gebracht is ondervangen en [appellant] zich daarover voldoende heeft kunnen uitlaten, zodat de voorzieningenrechter aanleiding ziet te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
VNG-brochure
10. [appellant] voert verder aan dat het wijzigingsplan niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Hij vreest een aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Hiertoe voert hij onder meer aan dat aan dat het agrarische bouwvlak is voorzien op een kortere afstand van zijn bouwvlak dan de afstand die in de VNG-brochure wordt aanbevolen.
10.1. De voorzieningenrechter stelt in aanvulling op wat reeds onder 5 is overwogen voorop dat voor de planologische aanvaardbaarheid van de voorziene uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf van [partij] relevant is dat de uitbreiding reeds is voorzien in de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan. Voor zover de uitbreiding als een planologisch nieuwe situatie moet worden aangemerkt, heeft de ruimtelijke afweging van de betrokken belangen al grotendeels plaatsgevonden bij de vaststelling van het moederplan. Daarbij is voorts van belang dat het om een specifieke wijzigingsbevoegdheid gaat, te weten de omzetting van de bestemming "Agrarisch" naar de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ten behoeve van een vergroting van een bouwvlak van een glastuinbouwbedrijf in een glastuinbouwconcentratiegebied. Gelet op de begrenzing van het gebied waaraan in het bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch" met de aanduiding "glastuinbouw concentratie" was toegekend, was ten tijde van de vaststelling van het moederplan reeds duidelijk dat de mogelijke uitbreiding van glastuinbouw mogelijk werd gemaakt op de percelen ten oosten van het bestaande bedrijf van [partij] in de richting van de woning van [appellant]. Met inachtneming hiervan, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
10.2. Het college heeft bij de vaststelling van het wijzigingsplan aansluiting gezocht bij de aanbevolen richtafstand voor akkerbouw en fruitteelt in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). Deze richtafstand bedraagt 30 meter vanwege het aspect geluid. De aanbevolen richtafstanden uit de VNG-brochure hebben betrekking op de afstand tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die op grond van een bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van 22 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX5263). De voorzieningenrechter stelt vast dat de afstand van het voorziene agrarische bouwvlak tot de bedrijfswoning van [appellant] ongeveer 50 meter bedraagt. De afstand van het voorziene agrarisch bouwvlak tot de grens van het agrarische bouwvlak van het perceel van [appellant] aan de [locatie 3] bedraagt weliswaar ongeveer 20 meter. In de plantoelichting staat echter dat het gebied kan worden aangemerkt als een gemengd gebied. Anders dan [appellant], acht de voorzieningenrechter dit niet onjuist, gezien de ligging van het bedrijf ten opzichte van verschillende burgerwoningen in de directe omgeving en de nabij gelegen rijksweg. Gelet hierop kan de richtafstand blijkens de VNG-brochure met één afstandstap worden verminderd naar 10 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Gelet hierop faalt het betoog. Verkeer- en parkeeroverlast
11. Voor zover [appellant] vreest voor verkeer- en parkeeroverlast, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Uit de plantoelichting volgt dat het wijzigingsplan zal leiden tot een extra verkeersgeneratie van 4 vrachtwagenbewegingen per etmaal. Dit acht de voorzieningenrechter, gezien de aard en omvang van de voorziene uitbreiding van het agrarisch bedrijf, niet onaannemelijk. Voor zover [appellant] betoogt dat voor de berekening van de extra parkeerbehoefte en extra verkeersbewegingen aansluiting gezocht had moeten worden bij de verkeersgeneratiecijfers van de CROW voor "bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief (industrie, laboratorium werkplaats)" heeft het college gesteld dat een glastuinbouwbedrijf niet als een arbeidsintensief bedrijf kan worden aangemerkt. Deze stellingname acht de voorzieningenrechter niet onjuist.
Ter zitting heeft het college verder toegelicht dat de verkeersafwikkeling van het agrarisch bedrijf van [partij] via de bestaande ontsluiting van het bedrijfsperceel aan de Broekstraat richting de rijksweg A73 zal plaatsvinden en dat derhalve geen extra verkeersbewegingen langs de woning van [appellant] te verwachten zijn. De voorzieningenrechter ziet gezien de ligging van het bestaande agrarische bedrijf ten opzichte van de rijksweg geen aanleiding om aan de juistheid van deze aanname van het college te twijfelen. Verder heeft het college toegelicht dat op het bestaande bedrijfsperceel voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor de extra vrachtwagens. Ook in zoverre ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan de juistheid van deze stelling te twijfelen. Gezien het vorenstaande en hetgeen onder 10.1 is overwogen ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene uitbreiding van het agrarisch bedrijf van [partij] geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie nabij de woning van [appellant].
Het betoog faalt.
Wateroverlast
12. [appellant] vreest wateroverlast op zijn perceel als gevolg van de voorziene uitbreiding van het glasareaal, gelet op de korte afstand tot hun perceel.
12.1. Artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van Besluit ruimtelijke ordening (hierna: de Bro) luidt: "Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding."
12.2. In paragraaf 4.4.2 van de plantoelichting wordt ingegaan op de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Naar aanleiding van de zienswijze van [appellant] tegen het ontwerpplan is deze waterparagraaf aangepast. Voor zover dit betoog van [appellant] aldus moet worden begrepen dat niet inzichtelijk is op welke wijze de afwatering in het gebied wordt geregeld en dat daardoor niet inzichtelijk is of het bestemmingsplan uitvoerbaar is, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat het bevoegd gezag op voorhand in redelijkheid hadden moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode. De exacte wijze waarop de waterhuishouding bij de uitvoering van het bestemmingsplan wordt vormgegeven, heeft geen betrekking op het bestemmingsplan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het college op voorhand had moeten inzien dat het wijzigingsplan leidt tot wateroverlast op het perceel van [appellant]. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat in de waterparagraaf het volgende staat:
"De wens van de indiener van de zienswijze is dat er een opvang komt om te lozen op de beek aan de achterzijde van de nieuwe kas om te voorkomen dat er water op het perceel van de buren komt te staan. Van het waterschap is echter vernomen dat dit water mag niet op de beek gelost mag worden. Voor een zaksloot is de afstand, rekening houdende met benodigde bewerkingen aan de gevel, helaas niet breed genoeg. Het water welke tegen de kasgevel valt zal ter plaatse op eigen grond infiltreren. Doel is dat er voldoende gebufferd kan worden op het kasdek, dit ter voorkoming dat er water op de percelen van de buren kan komen. Dit is doorgerekend door [bedrijf]. [bedrijf] heeft aangegeven dat het kasdek een opvangcapaciteit/buffercapaciteit heeft van 35 mm per uur. Dit is vanuit de initiatiefnemer noodzakelijk voor de extra punten vanuit Groen Label kas ter compensatie van het niet realiseren van het bassin op de percelen E788 en E789. Blijkens informatie van het KNMI valt er gemiddeld eens in de 10 jaren binnen 4 uren 36 mm neerslag. Rekening houdende met het feit dat er gedurende deze tijd ook afgevoerd wordt is de buffercapaciteit (35 mm stilstaand water) op het dek toereikend."
12.3. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de genoemde opvangcapaciteit/buffercapaciteit van het kasdek irreëel is. Verder komt het in de plantoelichting genoemde worst case scenario wat betreft de te verwachten neerslag de voorzieningenrechter, met inachtneming van de openbare informatie - waaronder maandsommen neerslag per regio - die kan worden geraadpleegd op de website van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (www.KNMI.nl), niet onredelijk voor. Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat de gegevens over de frequentie en hoeveelheid van neerslag afkomstig van het KNMI en de berekeningen van [bedrijf] ten onrechte niet als bijlage bij de plantoelichting zijn gevoegd, overweegt de voorzieningenrechter dat wat daar ook van zij, deze beroepsgrond betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.
12.4. Voor zover [appellant] nog heeft aangevoerd dat, gezien de hoogte van de voorziene kassen, regen ook tegen de zijkant van de kassen komt en vervolgens langs de zijkant van de kassen naar beneden zal stromen, overweegt de voorzieningenrechter dat, wat daar ook van zij, [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat daardoor wateroverlast zal ontstaan op zijn gronden. Overigens heeft [partij] ter zitting toegelicht dat indien als gevolg van de uitvoering van het wijzigingsplan onverhoopt toch deze vorm van gevreesde wateroverlast ontstaat op de gronden van [appellant], zij bereid is een geveldrain aan te leggen op haar gronden.
Het betoog faalt.
Waardevermindering
13. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het perceel van [appellant] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Het betoog faalt.
Overig
14. [appellant] heeft in het beroepschrift voorts verwezen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het betoog faalt.
15. In hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter, gezien hetgeen reeds onder 10.1 is overwogen, aanleiding voor het oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en dat het besluit ook niet anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Voorlopige voorziening
16. Nu met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak, komt, gelet op artikel 8:85, tweede lid, onder c, de voorlopige voorziening te vervallen, zodat opheffing of wijziging daarvan niet meer aan de orde is.
Proceskosten
17. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Venlo van 27 november 2018 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Uitbreiding glastuinbouwlocatie Broekstraat - Tuindersweg Belfeld";
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Venlo tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.536,00 (zegge: vijftienhonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Venlo aan [appellant A] en [appellant B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 348,00 (zegge: driehonderdachtenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het verzoek vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Koziolek-Stoof, griffier.
w.g. Helder w.g. Koziolek-Stoof
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2019
749.
Bijlage 1 Planregels en andere regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:72
[…]
3.De bestuursrechter kan bepalen dat:
a. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
b. zijn uitspraak in de plaatst treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
Artikel 8:83
1. Partijen worden zo spoedig mogelijk uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting te verschijnen. Binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn zendt het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken aan hem. De artikelen 8:45, vierde tot en met zesde lid, en 8:45a zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de voorzieningenrechter kan bepalen dat de in deze artikelen bedoelde zienswijzen mondeling ter zitting naar voren worden gebracht. Artikel 8:58 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat tot één dag voor de zitting nadere stukken kunnen worden ingediend. De artikelen 8:59, 8:60, 8:60a, tweede lid, en 8:61 tot en met 8:65 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat getuigen en deskundigen kunnen worden meegebracht of opgeroepen zonder dat de in artikel 8:60, vierde lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is gedaan.
Artikel 8:85
1. De voorzieningenrechter kan in zijn uitspraak bepalen wanneer de voorlopige voorziening vervalt.
2. De voorlopige voorziening vervalt in ieder geval zodra:
a. de termijn voor het instellen van beroep bij de bestuursrechter tegen het besluit dat op bezwaar of in administratief beroep is genomen, ongebruikt is verstreken,
b. het bezwaar of het beroep is ingetrokken, of
c. de bestuursrechter uitspraak heeft gedaan.
Artikel 8:86
1. Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2. Indien de bestuursrechter in eerste en hoogste aanleg uitspraak doet, kan het eerste lid slechts worden toegepast indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven.
Bestemmingsplan Buitengebied Venlo
Artikel 3 "Agrarisch"
Lid 3.7.2
Wijziging bestemming Agrarisch naar bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van een bouwvlakvergroting van een glastuinbouwbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf met de nadere aanduiding glastuinbouw te wijzigen ten behoeve van een bouwvlakvergroting van een volwaardig glastuinbouwbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. De gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangeduide zone 'robuuste landbouw en natuur', 'grondgebonden landbouw' en/of 'glastuinbouw concentratie'.
b. Ter plaatse van de aangeduide zone 'robuuste landbouw'en de zone 'grondgebonden landbouw' geldt voor glastuinbouwbedrijven een referentiemaat van 3 ha., een en ander met dien verstande dat overschrijding van deze maat is toegestaan indien dit leidt tot een integrale verbetering van de omgevingskwaliteit.
c. De functie geen milieuhygiënische belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven met zich meebrengt.
d. Een duurzame tegenprestatie in de vorm van het verplicht basispakket, basispakket-plus of -extra en een borgingsafspraak zoals aangegeven in de BOM+-regeling in de bijlage van de regels geleverd wordt.
e. Een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangeleverd.
f. De ontwikkeling past binnen het POL, het reconstructieplan en de gemeentelijke structuurvisie.
g. Als gevolg van de verandering de bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.
h. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.
Artikel 3 van het wijzigingsplan
Artikel 3 "Agrarisch - Agrarisch bedrijf"
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding glastuinbouw, de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een glastuinbouwbedrijf;
b. wonen in een agrarische bedrijfswoning, tenzij de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten is opgenomen;
c. ter plaatse van de aanduiding glastuinbouw concentratie, een glastuinbouwconcentratiegebied;
d. ter plaatse van de aanduiding grondgebonden landbouw, een grondgebonden landbouwgebied;
e.'wonen in een agrarische bedrijfswoning, tenzij de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten is opgenomen;
f. landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
met daaraan ondergeschikt:
[….]
met de daarbij behorende:
j. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Lid 3.2.6 Voorwaardelijke verplichting
3.2.6.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (nieuw te bouwen) glasopstanden op de locatie [locatie 1] te Belfeld, is uitsluitend toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals aangeduid in artikel 3 lid 1 sub f, conform het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
3.2.6.2 Voorwaardelijke verplichting geldigheidsduur bestemming
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (nieuw te bouwen) glasopstanden op de locatie [locatie 1] te Belfeld, is uitsluitend toegestaan indien de voorwaardelijke verplichting zoals aangeduid in artikel 3 lid 2.6.1 van deze regels binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is uitgevoerd.