ECLI:NL:RVS:2019:1270

Raad van State

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
201806967/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan America, fase II en voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 april 2019 uitspraak gedaan over de voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "[locatie] America, fase II". Dit volgde op een eerdere uitspraak van 20 februari 2019, waarin de voorzieningenrechter had besloten het besluit van de raad van de gemeente Horst aan de Maas van 3 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan te schorsen. De schorsing was noodzakelijk geacht vanwege mogelijke onomkeerbare gevolgen van de omgevingsvergunning die op basis van het bestemmingsplan was aangevraagd.

Tijdens de zitting op 11 maart 2019 zijn de partijen, waaronder de verzoekster en de raad van de gemeente Horst aan de Maas, gehoord. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft aangegeven dat zij de schorsing van het bestemmingsplan wil handhaven om mogelijke schade te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen belangen zijn bij het opheffen van de schorsing, vooral omdat de andere partij geen gebruik wil maken van de omgevingsvergunning totdat er uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten de schorsing van het bestemmingsplan te handhaven en de raad van de gemeente Horst aan de Maas te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekster, alsook het griffierecht. De uitspraak benadrukt het voorlopige karakter van de beslissing en dat deze niet bindend is voor de bodemprocedure die nog moet volgen.

Uitspraak

201806967/2/R1.
Datum uitspraak: 18 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de opheffing of wijziging (artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van de bij uitspraak van 20 februari 2019, in zaak nr. 201806967/3/R1, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te America, gemeente Horst aan de Maas,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Horst aan de Maas,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 20 februari 2019, in zaak nr. 201806967/3/R1, heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening  getroffen dat het besluit van de raad van 3 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie] America, fase II" wordt geschorst.
Partijen zijn uitgenodigd om te verschijnen ter zitting, teneinde te kunnen beoordelen of toepassing moet worden gegeven aan artikel 8:87, eerste lid, van de Awb.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2019, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. J. Kevelam, advocaat te Almelo, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door M.R. Noordzij, drs. C.J.G. Reintjens-Riga, G.F.M. Brugmans, K.J.L. Thissen en W.A. Verlinden-Verhaegh, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden].
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, ook ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
3.    Bij bovengenoemde uitspraak heeft de voorzieningenrechter aanleiding gezien op verzoek van [verzoekster] het besluit van 3 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie] America, fase II" bij wijze van ordemaatregel te schorsen in verband met mogelijke onomkeerbare gevolgen, die het verlenen en gebruik maken van de op grond van het plan aangevraagde omgevingsvergunning voor bouwen kunnen hebben.
4.    De voorzieningenrechter zal beoordelen of aanleiding bestaat de getroffen voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.
5.    Op 11 en 12 maart 2019 heeft het onderzoek ter zitting in de bodemprocedure plaatsgevonden. Naar verwachting zal binnen afzienbare tijd uitspraak in die procedure worden gedaan. Voorts heeft [partij] ter zitting aangegeven geen gebruik te willen maken van de omgevingsvergunning voordat uitspraak in de bodemprocedure is gedaan. Onder deze omstandigheden bestaan geen belangen bij het opheffen van de schorsing. Daartegenover staat het belang van [verzoekster] om de schorsing voort te laten duren ten einde mogelijke onomkeerbare gevolgen als gevolg van het in werking zijn van het plan te voorkomen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter voldoende grond om de schorsing voort te laten duren. De in de uitspraak van 20 februari 2019, in zaak nr. 201806967/3/R1, getroffen voorlopige voorziening wordt gehandhaafd.
6.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    handhaaft de bij wijze van voorlopige voorziening uitgesproken schorsing van het besluit van de raad van de gemeente Horst aan de Maas van 3 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie] America, fase II";
II.    veroordeelt de raad van de gemeente Horst aan de Maas tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.    gelast dat de raad van de gemeente Horst aan de Maas aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Hupkes
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2019
635.