ECLI:NL:RVS:2019:1175
Raad van State
- Wraking
- H.G. Lubberdink
- C.J. Borman
- J.J. van Eck
- D.J.C. van den Broek
- Rechtspraak.nl
Wraking van een staatsraad in bestuursrechtelijke procedure
Op 11 april 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek tot wraking van staatsraad mr. H.G. Lubberdink behandeld. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker] op 29 maart 2019, maar kwam pas op 1 april 2019 bij de Raad van State binnen. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de staatsraad die belast was met de behandeling van een andere zaak, genummerd 201802455/1/A1. Tijdens de openbare zitting op 11 april 2019 was [verzoeker] niet aanwezig en de staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om gehoord te worden.
De Afdeling heeft in haar beslissing overwogen dat het verzoek om wraking niet tijdig was ingediend. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een partij een rechter wraken op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Artikel 8:16, eerste lid, stelt dat het verzoek moet worden gedaan zodra de feiten bekend zijn. In dit geval waren de feiten die aan het wrakingsverzoek ten grondslag lagen al bekend op 8 maart 2019, maar het verzoek werd pas ingediend na deze datum. Hierdoor voldeed [verzoeker] niet aan de vereisten van de Awb.
De Afdeling heeft daarom besloten het verzoek om wraking af te wijzen, zonder inhoudelijke beoordeling van de aangevoerde gronden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar door de voorzitter mr. C.J. Borman en de leden mr. J.J. van Eck en mr. D.J.C. van den Broek, met mr. A. Heinen als griffier.