ECLI:NL:RVS:2019:1098

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
201800225/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van het bestemmingsplan 'Overnachtingsplaatsen Merwedes' door de raad van de gemeente Gorinchem

Op 10 april 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Gorinchem, en de raad van de gemeente Gorinchem. Het geschil betreft de vaststelling van het bestemmingsplan 'Overnachtingsplaatsen Merwedes', dat op 14 december 2017 door de raad is vastgesteld. De appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij zich zorgen maakt over mogelijke gevolgen voor zijn perceel, dat buiten het plangebied ligt. Tijdens de zitting op 4 maart 2019 heeft de raad, vertegenwoordigd door P.P. van der Werff en ing. R.A. den Breejen, het verweerschrift ingediend en een plattegrond overgelegd.

De Afdeling overweegt dat het beroep van de appellant niet ontvankelijk is, omdat hij geen zienswijze heeft ingediend tijdens de terinzagelegging van het ontwerpplan. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende geen beroep instellen tegen onderdelen van een bestemmingsplan waarover hij geen zienswijze heeft ingediend, tenzij hem dat redelijkerwijs niet kan worden verweten. De raad heeft verklaard dat er geen werkzaamheden op het perceel van de appellant zullen plaatsvinden en dat er geen aanleiding is voor de vrees van wateroverlast. De Afdeling concludeert dat de terinzagelegging van het ontwerpplan overeenkomstig de wettelijke voorschriften heeft plaatsgevonden en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die het niet indienen van een zienswijze door de appellant rechtvaardigen.

Daarom verklaart de Afdeling het beroep van de appellant niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 april 2019.

Uitspraak

201800225/1/R3.
Datum uitspraak: 10 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Gorinchem,
appellant,
en
de raad van de gemeente Gorinchem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Overnachtingsplaatsen Merwedes" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 maart 2019, waar de raad, vertegenwoordigd door P.P. van der Werff en ing. R.A. den Breejen, is verschenen.
Buiten bezwaar van partijen is ter zitting een plattegrond overgelegd.
Overwegingen
1.    Het beroep van [appellant] voor zover gericht tegen de vaststelling van het plan, steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Bij de vaststelling van het plan is alleen de toelichting op enkele onderdelen aangepast, de verbeelding en de planregels zijn niet gewijzigd. Ter zitting heeft de raad verklaard dat Rijkswaterstaat nog voor de terinzagelegging van het ontwerpplan bij [appellant] heeft geïnformeerd naar de mogelijkheden om een talud aan te leggen op een gedeelte van zijn, buiten het plangebied gelegen, perceel teneinde de aangrenzende weg te kunnen ophogen. Inmiddels heeft Rijkswaterstaat besloten de toegangsweg aan te sluiten op een reeds bestaande ontsluitingsweg, de Krinkelwinkel, aan welke weg ook het perceel van [appellant] is gelegen. Anders dan [appellant] heeft verondersteld zullen er ter uitvoering van het plan geen werkzaamheden op zijn perceel worden verricht. Ter zitting heeft de raad verklaard dat er ook anderszins geen aanleiding is voor de vrees van [appellant] dat hij ten gevolg van het plan op zijn perceel wateroverlast zal ondervinden. Nu de terinzagelegging van het ontwerpplan overeenkomstig de wettelijke voorschriften heeft plaatsgevonden is de Afdeling ook niet gebleken van feiten of omstandigheden die met zich brengen dat het niet naar voren brengen van een zienswijze bij de raad door [appellant] aan hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
w.g. Kranenburg    w.g. Priem
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2019
646.