Uitspraak
Datum uitspraak: 3 april 2019
AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarbij een boete van € 33.250,00 is opgelegd wegens overtreding van artikel 85 van de Geneesmiddelenwet. De minister legde de boete op naar aanleiding van een rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, waarin werd gesteld dat [appellante] verboden publieksreclame heeft gemaakt door een concept-persbericht naar een journaliste te sturen. De rechtbank Noord-Holland oordeelde dat [appellante] gedeeltelijk in het gelijk werd gesteld, maar dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand bleven. In hoger beroep betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij als overtreder kan worden aangemerkt en dat de boete buitenproportioneel is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de minister bevoegd was om een boete op te leggen, maar dat de hoogte van de boete niet evenredig is. De Afdeling halveert de boete tot € 16.625,00 en vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze de rechtsgevolgen in stand hield. De minister wordt veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan [appellante].