ECLI:NL:RVS:2019:1005
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- J.J. van Eck
- M.V.T.K. Oei
- G. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om Nederlanderschap op basis van openbare orde
In deze zaak heeft de Raad van State op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het verzoek was afgewezen op 30 januari 2017, omdat er ernstige vermoedens bestonden dat [appellant] een gevaar voor de openbare orde vormde. Dit vermoeden was gebaseerd op een lopende strafzaak tegen hem ten tijde van de aanvraag. De rechtbank Noord-Nederland had eerder, op 4 juli 2018, het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.
Tijdens de openbare zitting op 21 maart 2019 werd de zaak behandeld door Staatsraad J.J. van Eck, met ondersteuning van griffier M.V.T.K. Oei en jurist G. Kamminga. [Appellant] was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. U.H. Hansma, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was door drs. J.M. Sidler. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geweigerd het Nederlanderschap te verlenen. De Afdeling overwoog dat de omstandigheden die [appellant] aanvoerde, zoals zijn psychische toestand en het huurconflict, niet als zeer bijzondere omstandigheden konden worden aangemerkt die de afwijzing zouden kunnen rechtvaardigen. Bovendien werd opgemerkt dat het medisch advies dat [appellant] had overgelegd, niet kon afdoen aan de afwijzing van zijn aanvraag, omdat hij dit advies niet tijdig had ingediend. De Raad van State concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het hoger beroep ongegrond.