ECLI:NL:RVS:2019:1004
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende dwangsom en nieuw besluit door college van burgemeester en wethouders
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 maart 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck, dat in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 januari 2019. De rechtbank had bepaald dat het college binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft wel bepaald dat het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck vanaf 12 maart 2019 tot en met 4 april 2019 geen dwangsommen verbeurt wegens het niet uitvoeren van de aangevallen uitspraak.
De zitting vond plaats op 28 maart 2019, waarbij de verzoeker werd vertegenwoordigd door P. Kuckelkorn en V. Herzberg, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen. De wederpartij was vertegenwoordigd door een directeur en mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven. De voorzieningenrechter overwoog dat rechterlijke uitspraken moeten worden uitgevoerd en dat de door het college aangevoerde gronden geen aanleiding gaven om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Ook werd vastgesteld dat het nemen van een nieuw besluit niet onevenredig belastend zou zijn voor het college.
De uitspraak benadrukt het belang van de uitvoering van rechterlijke uitspraken en de voorwaarden waaronder een voorlopige voorziening kan worden getroffen. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten van de wederpartij, die € 512,00 bedragen, geheel toegekend aan de rechtsbijstand die door een derde is verleend.