ECLI:NL:RVS:2018:926

Raad van State

Datum uitspraak
15 maart 2018
Publicatiedatum
21 maart 2018
Zaaknummer
201704297/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering exploitatievergunning voor vaartuig en verzoek om voorlopige voorziening

Op 15 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], wonend te Amsterdam, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Het geschil betreft de weigering van het college om een exploitatievergunning te verlenen voor een vaartuig. Dit besluit, genomen op 21 november 2017, was een heroverweging van eerdere bezwaren van [verzoeker] tegen de weigering van de vergunning. In het kader van deze procedure heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Tijdens de openbare zitting op 15 maart 2018, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door mr. J. Monster, en het college vertegenwoordigd was door mr. B.G.J. van Wissen en mr. R. Nakken, heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er twijfel bestaat over de inhoudelijke samenhang tussen de gevraagde voorlopige voorziening en het besluit op bezwaar. Het lijkt erop dat [verzoeker] een voorlopige voorziening vraagt voor een ander vaartuig dan waar het besluit op bezwaar betrekking op heeft. Bovendien is de voorlopige voorzieningenprocedure niet bedoeld voor een inhoudelijk onderzoek, en de bodemzaak zal op 2 mei 2018 worden behandeld.

Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Dit betekent dat [verzoeker] niet met het beoogde vaartuig kan gaan varen alsof hij in het bezit is van een vergunning. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het bestuursrecht en de noodzaak om de juiste context te bieden voor een verzoek om voorlopige voorziening.

Uitspraak

201704297/2/A3.
Datum uitspraak: 15 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Amsterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Openbare zitting gehouden op 15 maart 2018 om 10.00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter
griffier: drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen
Verschenen:
[verzoeker], bijgestaan door mr. J. Monster, rechtsbijstandverlener;
Het college, vertegenwoordigd door mr. B.G.J. van Wissen en mr. R. Nakken.
Het geschil betreft het beroep van rechtswege van [verzoeker] tegen het besluit van het college van 21 november 2017. Dit besluit is genomen hangende hoger beroep van het college en [belanghebbende] en [verzoeker] tegen de uitspraak van 14 april 2017 van de rechtbank Amsterdam. Bij het besluit van 21 november 2017 heeft het college de bezwaren van [verzoeker] tegen de weigering om een exploitatievergunning te verlenen voor het [vaartuig] opnieuw ongegrond verklaard. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Beslissing
De voorzieningenrechter :
wijst het verzoek af.
Daartoe overweegt hij het volgende.
Er is twijfel aan de inhoudelijke samenhang tussen de gevraagde voorlopige voorziening en het besluit op bezwaar, omdat aannemelijk is dat [verzoeker] een voorlopige voorziening vraagt voor een ander vaartuig dan waar het besluit op bezwaar op ziet. De voorlopige voorzieningsprocedure leent zich voorts niet voor een onderzoek ten gronde en de bodemzaak zal op 2 mei 2018 worden behandeld.
Bij deze stand van zaken is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening die inhoudt dat [verzoeker] met het beoogde vaartuig kan gaan varen als ware hij in het bezit van een vergunning.
w.g. Van Altena    w.g. Kuggeleijn-Jansen
Voorzieningenrechter    griffier
545.