ECLI:NL:RVS:2018:874

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
201801194/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen tijdelijke bewaring van een paspoort

Op 6 juli 2017 heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek het Iraakse paspoort van de vreemdeling tijdelijk in bewaring genomen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft dit bezwaar op 22 augustus 2017 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, heeft op 18 januari 2018 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Bakker, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 13 maart 2018 geoordeeld dat het hoger beroep niet ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000, waaruit blijkt dat er geen hoger beroep openstaat tegen een uitspraak van de rechtbank over besluiten of handelingen op grond van hoofdstuk 4 van deze wet. De Raad van State heeft vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft vermeld dat hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hierdoor verklaart de Raad van State zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

De uitspraak is openbaar gedaan op 13 maart 2018, waarbij mr. A.W.M. Bijloos als lid van de enkelvoudige kamer en mr. J.W. Prins als griffier aanwezig waren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de Raad van State heeft de zaak afgesloten zonder verdere gevolgen voor de vreemdeling.

Uitspraak

201801194/1/V2.
Datum uitspraak: 13 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 18 januari 2018 in zaak nr. 17/13925 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Op 6 juli 2017 heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek het Iraakse paspoort van de vreemdeling tijdelijk in bewaring genomen.
Bij besluit van 22 augustus 2017 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 januari 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Bakker, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), voor zover thans van belang, staat in afwijking van artikel 8:104, eerste lid, van de Awb geen hoger beroep open tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit of handeling op grond van hoofdstuk 4.
2.    Nu het hoger beroep zich richt tegen een uitspraak van de rechtbank over het tijdelijk in bewaring nemen van het paspoort van de vreemdeling, als bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Vw 2000, opgenomen in hoofdstuk 4, is de Afdeling kennelijk onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. Dat de rechtbank ten onrechte onder de uitspraak heeft vermeld dat bij de Afdeling hoger beroep kan worden ingesteld, maakt dit niet anders.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Prins
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2018
837.