ECLI:NL:RVS:2018:803

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
201801929/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 22 februari 2018 is een vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 7 maart 2018 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding toegekend aan de vreemdeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 maart 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek geen verdere strekking heeft dan te bepalen dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan het bevel van de rechtbank. De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van de staatssecretaris zwaarder wegen dan die van de vreemdeling, ondanks de ingrijpende gevolgen van de voortduring van de maatregel van bewaring voor de vreemdeling.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2018, waarbij mr. A.W.M. Bijloos als voorzieningenrechter en mr. A.A. Snijders als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

201801929/3/V3
Datum uitspraak: 9 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 7 maart 2018 in zaak nr. NL18.3854 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2018 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij mondelinge uitspraak van 7 maart 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij mondelinge uitspraak van 7 maart 2018 in zaak nr. 201801929/2/V3 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening de ordemaatregel getroffen dat de maatregel van bewaring niet hoeft te worden opgeheven.
De vreemdeling heeft schriftelijke uiteenzettingen gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan het bevel van de rechtbank. Indien de staatssecretaris gehouden is dat wel te doen bestaat de aanzienlijke kans dat zulks tot gevolgen leidt die niet dan wel slechts bezwaarlijk zijn te redresseren.
2.    Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter valt niet op voorhand uit te sluiten dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven.
2.1.    Hoewel de voortduring van de maatregel van bewaring voor de vreemdeling ingrijpend is en diens belangen bij het gevolg geven aan de opdracht van de rechtbank zwaar wegen, dient onder de gegeven omstandigheden, aan de belangen die worden gediend door die voortduring een grotere betekenis te worden toegekend. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
3.    Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Snijders
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2018
279