ECLI:NL:RVS:2018:803
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 februari 2018 is een vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 7 maart 2018 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding toegekend aan de vreemdeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 maart 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek geen verdere strekking heeft dan te bepalen dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan het bevel van de rechtbank. De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van de staatssecretaris zwaarder wegen dan die van de vreemdeling, ondanks de ingrijpende gevolgen van de voortduring van de maatregel van bewaring voor de vreemdeling.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2018, waarbij mr. A.W.M. Bijloos als voorzieningenrechter en mr. A.A. Snijders als griffier aanwezig waren.