201801333/1/A2.
Datum uitspraak: 19 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
De vereniging Culemborg Centraal, gevestigd te Culemborg,
appellante,
en
het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van de raad van de gemeente Culemborg (hierna: het centraal stembureau),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 februari 2018 heeft het centraal stembureau, voor zover hier van belang, de aanduiding ‘Culemborg Centraal’ boven de lijst met als eerste kandidaat ‘[persoon A]’ geschrapt, omdat de aanduiding is geplaatst boven meer dan één van de ingeleverde kandidatenlijsten.
Tegen dit besluit heeft Culemborg Centraal beroep ingesteld.
Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.
De Kiesraad heeft inlichtingen verschaft
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 februari 2018, waar Culemborg Centraal, vertegenwoordigd door haar voorzitter, en haar penningmeester, en het centraal stembureau, vertegenwoordigd door M. Uitewaal en H. de Vries, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. W.A.E. Brüheim, gehoord.
Het centraal stembureau heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een nader stuk overgelegd. Culemborg Centraal heeft hierop gereageerd.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Op 5 februari 2018 hebben [voorzitter] en [penningmeester] ieder voor zich voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Culemborg een kandidatenlijst ingeleverd met daarboven de aanduiding ‘Culemborg Centraal’.
Op 9 februari 2018 heeft het centraal stembureau in een openbare zitting, als bedoeld in artikel I 4 van de Kieswet, beslist over de geldigheid van de kandidatenlijsten voor die verkiezing, over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten en over het handhaven van de boven de kandidatenlijsten geplaatste aanduidingen. Bij dat besluit is de aanduiding ‘Culemborg Centraal’ boven de lijst met als eerste kandidaat ‘[persoon A]’ geschrapt, omdat die aanduiding ook is geplaatst boven de lijst met als eerste kandidaat ‘[persoon B]’. Culemborg Centraal heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
2. Culemborg Centraal betoogt dat het centraal stembureau er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat [penningmeester] niet bevoegd was om namens Culemborg Centraal een kandidatenlijst in te leveren. Daartoe voert zij aan dat [penningmeester] bij besluit van de algemene ledenvergadering van Culemborg Centraal van 28 mei 2016 is geroyeerd als lid en ontslagen als bestuurder. [penningmeester] vertegenwoordigt dus niet meer de vereniging. Culemborg Centraal heeft het centraal stembureau hiervan bij brief van 5 februari 2018 op de hoogte gesteld. Daarbij heeft [voorzitter], in zijn hoedanigheid van voorzitter, tevens zichzelf gemachtigd als gemachtigde van Culemborg Centraal.
3. Artikel I 6, tweede lid, van de Kieswet luidt als volgt:
"Het centraal stembureau schrapt, in de volgorde in dit lid aangewezen, de aanduiding van een politieke groepering van de lijst voor een kieskring, indien:
a. een daarop betrekking hebbende verklaring als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel H 3 ontbreekt;
b. de aanduiding geplaatst is boven meer dan één van de voor dezelfde kieskring ingeleverde lijsten.".
4. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het centraal stembureau bij e-mail van 16 februari 2018 een door [penningmeester] overgelegde machtiging om de aanduiding Culemborg Centraal boven kandidatenlijst te plaatsen overgelegd. Hoewel deze, naar Culemborg Centraal heeft opgemerkt, niet is gedateerd, bestaat naar het oordeel van de Afdeling geen grond voor het oordeel dat voor de lijst met als eerste kandidaat ‘[persoon B]’ een verklaring als bedoeld in artikel H 3, tweede lid, van de Kieswet ontbreekt. Dit betekent dat het centraal stembureau terecht geen aanleiding heeft gezien om op grond van artikel I 6, tweede lid, aanhef en onder a, de aanduiding Culemborg Centraal uitsluitend boven deze lijst te schrappen.
5. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat er geen grond voor het oordeel dat het centraal stembureau er ten tijde van het indienen van de kandidatenlijsten op 5 februari 2018 niet vanuit mocht gaat dat [penningmeester] bevoegd was om dat namens Culemborg Centraal te doen. Daartoe is van belang dat het bestuur van Culemborg Centraal bij het verzoek tot registratie van de aanduiding Culemborg Centraal van 18 december 2013 [penningmeester] heeft aangewezen als haar gemachtigde. Van belang is verder dat op de door Culemborg Centraal en het centraal stembureau overgelegde uittreksels uit het handelsregister van 6 en 13 februari 2018 is vermeld dat [penningmeester] bestuurslid is van Culemborg Centraal en in die hoedanigheid, gezamenlijk met de andere bestuurders, bevoegd is. Dat Culemborg Centraal het centraal stembureau bij brief van 5 februari 2018 te kennen heeft gegeven de machtiging voor het inleveren van stukken ten behoeve van de verkiezingen namens haar door [penningmeester] in te trekken en [voorzitter] als nieuwe gemachtigde aan te wijzen doet aan het vorenstaande niet af, reeds omdat deze brief uitsluitend door [voorzitter], in zijn hoedanigheid van voorzitter van Culemborg Centraal, is ondertekend, terwijl hij volgens de statuten gezamenlijk bevoegd is. Gelet op het vorenstaande bestaat er geen grond voor het oordeel dat het centraal stembureau er niet vanuit mocht gaan dat de lijst met als eerste kandidaat ‘[persoon B]’ niet namens Culemborg Centraal was ingeleverd. Dit betekent dat het centraal stembureau terecht aanleiding heeft gezien om op grond van artikel I 6, tweede lid, aanhef en onder b, van de Kieswet de aanduiding Culemborg Centraal boven de lijst met als eerste kandidaat [persoon A]’ te schrappen, omdat die aanduiding is geplaatst boven meer dan één van de ingeleverde kandidatenlijsten.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Wieland
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2018
502.