ECLI:NL:RVS:2018:531

Raad van State

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
201801247/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit centraal stembureau inzake geldigheid kandidatenlijsten voor gemeenteraadsverkiezingen

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van het centraal stembureau van 9 februari 2018, waarbij verschillende kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen in Landgraaf geldig zijn verklaard. De appellant, die in persoon verscheen, betwistte de geldigheid van de lijsten met de aanduidingen 'GBBL Ubach over Worms', 'GBBL Schaesberg' en de blanco lijst met als eerste kandidaat G.G.J. Janssen. De appellant stelde dat deze lijsten feitelijk één politieke groepering vertegenwoordigen en dat het centraal stembureau deze lijsten ten onrechte niet ongeldig heeft verklaard. De zitting vond plaats op 14 februari 2018, waar de Raad van State, onder leiding van voorzitter staatsraad mr. C.J. Borman, de zaak behandelde. De andere leden van de Raad, staatsraad mr. H.G. Lubberdink en staatsraad mr. G.M.H. Hoogvliet, waren ook aanwezig. De griffier was mr. M. Rijsdijk. Na de behandeling van de zaak heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de door de appellant aangevoerde gronden niet voldoen aan de in de Kieswet opgesomde redenen om een kandidatenlijst ongeldig te verklaren. Bovendien werd vastgesteld dat er geen sprake was van verwarring of misleiding die aanleiding zou geven tot het ongeldig verklaren van de lijsten. Het besluit van het centraal stembureau tot registratie van de aanduidingen werd als rechtens onaantastbaar beschouwd, en de Kieswet biedt geen ruimte voor het weigeren van een aanduiding op basis van verwarring of misleiding in dit stadium van het proces.

Uitspraak

201801247/1/A2.
Datum uitspraak: 14 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Landgraaf,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 14 februari 2018 om 11:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman    voorzitter
Staatsraad mr. H.G. Lubberdink    lid
Staatsraad mr. G.M.H. Hoogvliet    lid
griffier: mr. M. Rijsdijk
Verschenen:
[appellant], in persoon;
het centraal stembureau, vertegenwoordigd door mr. R. Janssen en mr. H. Doornhof, beiden advocaat te Amsterdam;
de vereniging Landgraaf ’81, vertegenwoordigd door [gemachtigde];
de vereniging Partij Jan Gulpers, vertegenwoordigd door [gemachtigde];
de vereniging Burgerbelangen Landgraaf, vertegenwoordigd door [gemachtigde];
de Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. W.A.E. Brüheim.
Het beroep richt zich tegen het besluit van het centraal stembureau van 9 februari 2018, waarbij lijst 2 met daarboven de aanduiding GBBL Ubach over Worms, lijst 4 met daarboven de aanduiding GBBL Schaesberg en lijst 11 met als eerste kandidaat "Janssen, G.G.J. (Freed) (m)" geldig zijn verklaard.
Beslissing
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
-    [appellant] heeft aangevoerd dat het centraal stembureau ten onrechte de kandidatenlijsten met daarboven de aanduidingen ‘GBBL Ubach over Worms’, ‘GBBL Schaesberg’ en de blanco lijst met als eerste kandidaat G.G.J. Janssen, niet ongeldig heeft verklaard, nu achter deze lijsten feitelijk één politieke groepering schuilgaat. Het aldus aangevoerde levert niet een van de uitputtend in artikel I 5 van de Kieswet opgesomde gronden op om een lijst ongeldig te verklaren.
-    Er is geen sprake van de situatie als bedoeld in artikel I 6, tweede lid, aanhef en onder b, van de Kieswet, te weten de situatie waarin dezelfde aanduiding van een politieke groepering boven meer dan één van de voor dezelfde kieskring ingeleverde lijsten is geplaatst.
-    De door [appellant] aangedragen documenten, waaronder het Document van Kopenhagen, brengen voorts niet mee dat het centraal stembureau naast de uitputtend in de Kieswet opgesomde gronden nog aan andere vereisten had moeten toetsen.
-    Het besluit van het centraal stembureau tot registratie van de aanduidingen is rechtens onaantastbaar geworden. De Kieswet, in het bijzonder artikel I 6, voorziet in het stadium van het onderzoek van de kandidatenlijsten niet in de mogelijkheid om een aanduiding te weigeren omdat deze verwarrend dan wel misleidend zou zijn.
w.g. Borman    w.g. Rijsdijk
voorzitter    griffier
705.