ECLI:NL:RVS:2018:440

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
201800256/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • D.A.C. Slump
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor Zorghotel Zwanenhof te Zenderen

Op 30 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers [verzoeker A] en [verzoeker B] en het college van burgemeester en wethouders van Borne. De zaak betreft een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in verband met een omgevingsvergunning die op 21 juli 2016 is verleend aan De Zwanenhof B.V. voor de bouw van het Zorghotel Zwanenhof te Zenderen. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en hebben in hoger beroep de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van het besluit totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. In de uitspraak is aangegeven dat de Afdeling in de bodemprocedure de door verzoekers aangevoerde gronden zal beoordelen. Verzoekers stellen onder andere dat de reguliere procedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ten onrechte is toegepast, gezien de afmetingen van het vergunde bouwwerk. De voorzieningenrechter heeft opgemerkt dat de mogelijkheid om een zorghotel te bouwen al eerder is beoordeeld in het kader van een beroep tegen het bestemmingsplan. Er zijn geen nieuwe belemmeringen voor de bedrijfsvoering van verzoekers aangetoond die niet eerder zijn beoordeeld.

De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat het college heeft aangegeven dat het voornemens is om een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te verlenen, mocht het hoger beroep van verzoekers gegrond zijn. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het belang van verzoekers bij stopzetting van de bouwwerkzaamheden afgezet tegen het belang van De Zwanenhof B.V. bij een spoedige realisering van het project, en heeft geconcludeerd dat het belang van verzoekers onvoldoende gewicht heeft in deze fase van de procedure.

Uitspraak

201800256/2/A1.
Datum uitspraak: 30 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Zenderen, gemeente Borne,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Borne,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 30 januari 2018 om 13:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter
griffier: mr. S. Vermeulen
Verschenen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp;
Het college, vertegenwoordigd door mr. M. Kruit, ing. D.M. Holtslag en mr. A. Otten;
De Zwanenhof B.V., vertegenwoordigd door mr. J. Gundelach, advocaat te Almelo, en [gemachtigde].
Het college heeft bij besluit van 21 juli 2016 aan De Zwanenhof B.V. omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van het Zorghotel Zwanenhof te Zenderen. Bij besluit van 5 juli 2017 heeft het college het bezwaar van [verzoeker A] en [verzoeker B] ongegrond verklaard. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 8 januari 2018 van de voorzieningenrechter van de rechtbank waarin het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] ongegrond is verklaard. [verzoeker A] en [verzoeker B] hebben de voorzieningenrechter verzocht het besluit van 21 juli 2016 te schorsen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Gronden
•    De Afdeling zal in de bodemprocedure de door [verzoeker A] en [verzoeker B] aangevoerde gronden beoordelen. De gronden strekken er onder andere toe dat gelet op de afmetingen van het vergunde bouwwerk ten onrechte de reguliere procedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is toegepast.
•    De mogelijkheid om op het perceel een zorghotel te bouwen en als zodanig te gebruiken is reeds beoordeeld door de Afdeling in het kader van het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] tegen het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening Zwanenhof" in de uitspraak van 7 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1516. Gelet op het verhandelde ter zitting is niet gebleken van belemmeringen voor de bedrijfsvoering van [verzoeker A] en [verzoeker B] die niet in de procedure over het bestemmingsplan zijn beoordeeld, anders dan de mogelijk grotere omvang van het bouwwerk.
•    Het college heeft ter zitting te kennen gegeven dat het bij een eventueel gegrond hoger beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] voornemens is om een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te verlenen voor het bouwplan.
•    Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het belang van [verzoeker A] en [verzoeker B] bij stopzetting van verdere bouwwerkzaamheden, afgezet tegen het belang van De Zwanenhof B.V. bij een spoedige realisering van de beoogde combinatie van een zorghotel en retraitehuis op één locatie van onvoldoende gewicht.
•    Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat zolang een vergunning niet in rechte onaantastbaar is, een vergunninghouder op eigen risico van een verleende vergunning gebruik maakt, ook als een verzoek, als thans aan de orde, wordt afgewezen.
w.g. Slump    w.g. Vermeulen
voorzieningenrechter    griffier
700.