ECLI:NL:RVS:2018:433
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 7 februari 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 juli 2017 de aanvragen van de vreemdelingen afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde op 3 augustus 2017 de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E. Ebes, hebben vervolgens hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure is gebleken dat de vreemdelingen op 5 oktober 2017 met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie naar hun land van herkomst, Bosnië en Herzegovina, zijn vertrokken. Hierdoor hebben de vreemdelingen geen belang meer bij de beoordeling van hun hoger beroep. De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.R.M. Brouwer, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 februari 2018.