ECLI:NL:RVS:2018:4311

Raad van State

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
201809335/1/V2 en 201809335/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 27 december 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de niet-ontvankelijkheid van een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 8 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank Den Haag had op 14 november 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.J.P. Lemmen, hoger beroep ingesteld.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn voor het instellen van hoger beroep op 21 november 2018 was geëindigd. Het hogerberoepschrift was pas op 22 november 2018 bij de Raad van State ingekomen. De vreemdeling heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen rechtvaardigen dat hij in verzuim was. Daarom heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

Gelet op deze beslissing heeft de voorzieningenrechter ook het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 december 2018.

Uitspraak

201809335/1/V2 en 201809335/2/V2.
Datum uitspraak: 27 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 14 november 2018 in zaak nr. NL18.18663 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 14 november 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.J.P. Lemmen, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De aangevallen uitspraak is op 14 november 2018 in het digitaal dossier geplaatst en daarmee bekendgemaakt, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 21 november 2018 is geëindigd. Het hogerberoepschrift is op 22 november 2018 bij faxbericht verzonden en bij de Raad van State ingekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift derhalve niet tijdig ingediend. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld in verband waarmee redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vreemdeling in verzuim is geweest.
2.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
3.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Bosma
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018
806.