ECLI:NL:RVS:2018:4307

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
201809899/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 december 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 16 oktober 2018 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 6 december 2018 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten om de overdrachtstermijn op te schorten. Dit betekent dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen op de aanvraag totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 december 2018.

Uitspraak

201809899/2/V3.
Datum uitspraak: 21 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 6 december 2018 in zaak nr. NL18.19194 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 6 december 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op zijn hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank en dat de hogerberoepsprocedure opschortende werking heeft, zodat de overdrachtstermijn, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (Pb 2013, L 180), wordt opgeschort.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven. Gelet hierop en op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Dit brengt met zich dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na bekendmaking van deze uitspraak.
3.    Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Annen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2018
765-846.