ECLI:NL:RVS:2018:4282

Raad van State

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
201710115/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor parkeerterrein in Oosterhout

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Amerland B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 10 november 2017 het beroep van Amerland B.V. ongegrond verklaarde. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 6 juli 2016 door het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout is verleend voor het gebruik van enkele percelen aan de Rederijweg en Visserijweg te Oosterhout ten behoeve van parkeren. Amerland B.V. is gevestigd aan de Koopvaardijweg 2 te Oosterhout en vreest nadelige gevolgen voor haar bedrijfsvoering door het gebruik van het parkeerterrein. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen, ondanks de strijdigheid met het bestemmingsplan. Amerland B.V. heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de rechtbank heeft miskend dat de omgevingsvergunning niet in redelijkheid kon worden verleend, vooral omdat het college ook het overnachten in vrachtwagens op het parkeerterrein toestaat. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 9 oktober 2018 behandeld en op 27 december 2018 uitspraak gedaan. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college de omgevingsvergunning in stand heeft kunnen laten, omdat het gebruik voor overnachten niet is aangevraagd en dus ook niet is vergund. De Afdeling concludeert dat de vrees van Amerland B.V. voor nadelige gevolgen voor haar bedrijfsvoering niet voldoende is om de omgevingsvergunning te vernietigen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard.

Uitspraak

201710115/1/A1.
Datum uitspraak: 27 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Amerland B.V., gevestigd te Oosterhout,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 november 2017 in zaak nr. 17/2194 in het geding tussen:
Amerland B.V.
en
het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2016 heeft het college aan de gemeente Oosterhout een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik ten behoeve van parkeren van (delen van) enkele percelen aan de Rederijweg en Visserijweg te Oosterhout (hierna: de percelen).
Bij besluit van 24 februari 2017 heeft het college het door Amerland B.V. daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de motivering van het besluit van 6 juli 2016 gewijzigd en aanvullende voorschriften verbonden aan de verleende omgevingsvergunning.
Bij uitspraak van 10 november 2017 heeft de rechtbank het door
Amerland B.V. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Amerland B.V. hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2018, waar Amerland B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door [gemachtigde B] en het college, vertegenwoordigd door ing. J.M.A. van Rooten en mr. R.A.M. Mutsaers, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    De aanvraag om een omgevingsvergunning ziet op de aanleg en het gebruik van een parkeerterrein en parkeerhavens op drie percelen. Er wordt voorzien in parkeerplaatsen voor in totaal 27 vrachtwagens. Dit aantal blijkt onder meer uit de tekeningen bij de door de gemeente op 4 juli 2016 ingediende aanvulling van de aanvraag. De percelen maken onderdeel uit van het bedrijventerrein Weststad II te Oosterhout. De gemeente heeft de omgevingsvergunning aangevraagd met als doel de verkeersveiligheid en openbare orde te verbeteren, zo staat op het aanvraagformulier. In het stuk "Beargumentatie Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening", dat onderdeel uitmaakt van de aanvraag, staat dat veel vrachtwagens worden geparkeerd op de openbare wegen van het bedrijventerrein. Regelmatig overnachten chauffeurs langs de kant van de weg. Verder staat daarin dat dit, nu geen centrale voorzieningen aanwezig zijn, leidt tot onwenselijke randverschijnselen (bijvoorbeeld behoefte doen in de berm, zwerfafval, kamperen). De bedrijvenvereniging Weststad heeft de gemeente verzocht om een passende oplossing. De aanvraag om omgevingsvergunning voorziet hierin, zo staat in het stuk.
Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit is toestemming verleend voor het met het bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). Het gebruik van de gronden ten behoeve van parkeren is in strijd met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bedrijventerrein Weststad-Statendam" op de gronden rustende bestemming "Groen", waarop ingevolge artikel 8.3 van de planregels het gebruik ten behoeve van voorzieningen van verkeer en verblijf (parkeren en inritten) niet is toegestaan. De verleende omgevingsvergunning ziet niet, zoals het college op de zitting ook heeft bevestigd, op andere activiteiten dan het gebruik.
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning heeft het college toepassing gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1°, van de Wabo in samenhang met artikel 8.4 van de planregels van het bestemmingsplan.
Bij het besluit op bezwaar van 6 juli 2016 heeft het college de verleende omgevingsvergunning in stand gelaten met een nadere motivering betreffende de noodzaak van het realiseren van het parkeerterrein en de parkeerhavens en het overnachten van chauffeurs in daarop geparkeerde vrachtwagens. Voorts heeft het college daarbij nadere voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.
Het bedrijfsterrein van Amerland B.V. ligt aan de Koopvaardijweg 2 te Oosterhout en grenst aan het perceel waarop het parkeerterrein is voorzien. Amerland B.V. vervaardigt ter plaatse bedrijfsmeubels en stelt te vrezen voor nadelige gevolgen voor haar bedrijfsvoering door het gebruik van het parkeerterrein.
De rechtbank heeft overwogen dat het college op grond van de gegeven motivering in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
2.    In artikel 8.3 van de planregels staat dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan het gebruik ten behoeve van voorzieningen van verkeer en verblijf (parkeren en inritten).
In artikel 8.4 is bepaald dat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.3 voor het aanleggen van voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeren en inritten), met dien verstande dat:
a. het stedenbouwkundig beeld niet in onevenredige mate wordt geschaad;
b. de voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeren en inritten) noodzakelijk zijn uit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid;
c. de aanleg van de voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeren en inritten) geen zodanige invloed op de aanwezige groenstructuur hebben, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate worden beperkt;
d. er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
e. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.    De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.12,
eerste lid, aanhef en onder a, onder 1º, van de Wabo omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort in dit geval tot de bevoegdheid van het college, waarbij het college beleidsruimte heeft en de rechter zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om daarvoor omgevingsvergunning te verlenen.
4.    Amerland B.V. betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de omgevingsvergunning niet in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Zij voert daartoe aan dat de omgevingsvergunning ten onrechte ook het overnachten in vrachtwagens op het parkeerterrein en de parkeerhavens toestaat. De rechtbank zou ten onrechte niet op deze, ook in beroep aangevoerde, grond zijn ingegaan.
Verder betoogt Amerland B.V. dat het gebruik van de gronden ten behoeve van parkeren, zal leiden tot ernstige hinder en schade aan haar imago en bedrijfsvoering.
4.1.    De Afdeling stelt vast dat, gelet op de tekst van de aanvraag en de daarbij behorende tekeningen, slechts vergunning is gevraagd voor afwijkend gebruik dat bestaat uit het realiseren van parkeerplaatsen en het gebruiken daarvan. Het gebruik voor overnachten is niet aangevraagd en dus ook niet vergund. In het besluit op bezwaar heeft het college zich ook op dit standpunt gesteld. Dat de gemeente voornemens is op het parkeerterrein en de parkeerhavens voorzieningen te plaatsen, zoals lantaarnpalen, afvalbakken, watertappunten en verplaatsbare toiletten, waarmee zoals door Amerland B.V. gesteld het voor chauffeurs mogelijk aantrekkelijker is om ter plaatse te overnachten dan zonder die voorzieningen, doet er niet aan af dat het overnachten ter plaatse niet is toegestaan. Overigens heeft het college ter zitting te kennen gegeven dat als er verzocht wordt om handhavend optreden tegen het daadwerkelijke gebruik voor het overnachten van het parkeerterrein en de parkeerhavens daartegen handhavend zal worden opgetreden.
Het betoog faalt.
4.2.    Wat betreft het betoog dat het college niet in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen, gelet op de gevolgen van de vergunde activiteiten, overweegt de Afdeling als volgt.
De Afdeling stelt vast dat het parkeerterrein, waarop 18 parkeerplaatsen zijn voorzien, grenst aan het perceel van Amerland B.V., waarop haar bedrijfsgebouw staat en dat de voorziene parkeerhavens verder van haar bedrijfsterrein liggen. Ter zitting heeft Amerland B.V. te kennen gegeven dat de voor haar bedrijfsvoering gevreesde nadelige gevolgen met name bestaan uit de omstandigheid dat klanten haar bedrijfspand niet meer zullen bezoeken omdat door het gebruik van het parkeerterrein de omgeving daarvan onooglijk zal worden. Haar klanten rijden van en naar haar bedrijfsterrein meestal langs het parkeerterrein, zo heeft Amerland B.V. gesteld.
Vaststaat dat bezoekers die naar het bedrijfsgebouw van Amerland B.V. gaan, nadat zij langs het parkeerterrein zijn gekomen, nog over de Koperslagerijweg en de Koopvaardijweg moeten rijden om de ingang van het bedrijfspand te bereiken. Mede gelet op de afstand van het parkeerterrein tot de ingang heeft het college ervan mogen uitgaan dat als klanten eventuele nadelige gevolgen voor de omgeving van het gebruik van het parkeerterrein al in relatie zullen brengen met de bedrijfsvoering van Amerland B.V., dit niet leidt tot zodanige gevolgen voor haar bedrijfsvoering dat het college niet in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Jurgens    w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018
163-866.