201804918/1/R6.
Datum uitspraak: 27 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Assen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Assen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2018 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan de gemeente Assen voor het aanleggen van een watergang.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2018, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door E.M. Venema, H.H. ter Horst en R.H.M. Doosje, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In het kader van het programma de FlorijnAs wordt het nationaal landschap Drentsche Aa aan de oostkant van Assen aantrekkelijker gemaakt door het herstellen van oude beeklopen en het beter op elkaar aansluiten van wandel- en fietsroutes. Dit project is bekend als Assen aan de Aa, een deelproject van de FlorijnAs. Het project heeft als doel om het gebied van het beekdal aantrekkelijk te maken tot een mooie, leefbare en levendige plek met een grote belevingswaarde voor de stad en haar bewoners. De verleende omgevingsvergunning ziet op het aanleggen van een watergang, genaamd de Stadsbroekloop, gelegen in de nabijheid van de toekomstige tunnel De Maten in Assen.
2. Het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning is ter uitvoering van de FlorijnAs. De FlorijnAs is aangewezen als een lokaal project met nationale betekenis op grond van artikel 2.18 en verder van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw). Assen aan de Aa is een deelproject van de FlorijnAs, waarvoor een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.19 van de Chw is vastgesteld op 27 oktober 2011. Voor alle te nemen besluiten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de projecten binnen de FlorijnAs geldt op grond van artikel 2.21. van de Chw de gemeentelijke coördinatieregeling. Ingevolge 8:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 2, bijlage 2, van de Awb, is de Afdeling, wanneer de gemeentelijke coördinatieregeling is toegepast of moet worden toegepast, in eerste en enige aanleg bevoegd om kennis te nemen van het beroep.
3. [appellant] woont aan de [locatie]. Hij kan zich niet vinden in de afwatering van de Stadsbroekloop ter plaatse van zijn perceel.
Zienswijze niet betrokken bij besluit
4. [appellant] betoogt dat het college zijn zienswijze ten onrechte niet heeft betrokken bij het besluit van 1 mei 2018 tot verlening van de omgevingsvergunning voor het aanleggen van een watergang.
[appellant] stelt in zijn zienswijze dat de waterafvoer ter hoogte van zijn perceel niet goed functioneert. Volgens hem zou een bredere afvoer van 100 cm geïnstalleerd moeten worden om het water goed af te kunnen voeren.
Verder voert [appellant] aan dat het verloop van de duiker die vlak bij zijn perceel loopt anders vormgegeven had moeten worden. Hiertoe heeft [appellant] een tekening ingediend waarin hij een alternatief verloop van de duiker schetst. Volgens hem zou dat alternatieve verloop ertoe kunnen leiden dat het water makkelijker weg kan.
4.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de inhoud van de zienswijze van [appellant] geen directe relatie heeft met de verleende omgevingsvergunning voor de Stadsbroekloop. De zienswijze van [appellant] ziet immers op de waterafvoer van zijn perceel en het gebied Nieuw Graswijk.
Voorts stelt het college dat met [appellant] is afgesproken dat zijn zienswijze niet verder bij het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning zou worden betrokken. Hiertoe is er telefonisch contact geweest tussen [appellant] en de heer Doosje, die werkzaam is bij de gemeente Assen. In dat gesprek is volgens het college ter sprake gekomen dat de zienswijze van [appellant] niet zag op het project dat met het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning is toegestaan. Hierna is er volgens het college afgesproken dat hij de zienswijze van [appellant] als ingetrokken mocht beschouwen.
4.2. De Afdeling overweegt dat [appellant] bij brief van 29 maart 2018 een zienswijze heeft ingediend over de ontwerpomgevingsvergunning voor het aanleggen van watergang de Stadsbroekloop. In eerste instantie heeft het college deze zienswijze ook als zodanig aangemerkt, maar later heeft het college besloten de zienswijze niet bij het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning te betrekken. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat hierover telefonisch contact is geweest met [appellant]. Het college heeft echter verzuimd om een schriftelijke bevestiging over te leggen van de intrekking van de zienswijze van [appellant]. Nu [appellant] heeft betwist dat hij zijn zienswijze heeft ingetrokken, heeft het college deze zienswijze ten onrechte niet betrokken bij het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning. Gelet hierop is het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning in strijd met artikel 3:2 van de Awb onzorgvuldig voorbereid. Het betoog slaagt.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit moet worden vernietigd.
5.1. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit tot verlening van de omgevingsvergunning met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in stand te laten en overweegt hiertoe het volgende. Uit de ingediende stukken blijkt dat de omgevingsvergunning is aangevraagd voor het verleggen van de Stadsbroekloop ter plaatse van de Hendrik van Boeyenlaan. In de door [appellant] ingediende stukken wordt echter niet gesproken over dat specifieke project maar over de afwatering van de Stadsbroekloop ter plaatse van het perceel [locatie]. De afstand tussen beide delen van de Stadsbroekloop bedraagt ongeveer 600 m. Daarnaast heeft het project waarvoor de omgevingsvergunning is verleend geen feitelijke gevolgen voor de afwatering ter plaatse van het perceel [locatie]. De Afdeling stelt vast dat de zienswijze geen betrekking heeft op het aanleggen van de watergang waarop de ter inzage gelegde ontwerpomgevingsvergunning ziet. Gelet hierop zou het college niet tot een ander besluit zijn gekomen wanneer de zienswijze wel bij het besluit tot verlening van omgevingsvergunning zou zijn betrokken. De Afdeling ziet daarin aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Dat betekent dat aan het niet meenemen van de zienswijze door de gemeente verder geen gevolgen worden verbonden.
Proceskosten
6. Het college wordt op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Assen van 1 mei 2018, kenmerk O2017-1006;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Assen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 70,93 (zegge: zeventig euro en drieënnegentig cent).
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Assen aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Daalder w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018
288-901.