ECLI:NL:RVS:2018:4245
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Hoekstra
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen handhaving van een last onder dwangsom voor strijdig gebruik van agrarisch perceel te Wassenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep van [appellant] tegen een last onder dwangsom is afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar had op 13 december 2016 aan [appellant] gelast het strijdig gebruik van zijn perceel te Wassenaar, waar hij paarden houdt, te beëindigen. Dit gebruik was in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank had eerder het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, omdat hij geen nieuwe feiten had aangedragen die een andere beoordeling rechtvaardigden. In hoger beroep betoogt [appellant] dat het college ten onrechte geen vooraankondiging heeft gedaan van de last onder dwangsom, waardoor hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze in te dienen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het college ten onrechte heeft afgezien van deze procedurele stap, maar dat dit niet heeft geleid tot schade voor [appellant], omdat hij in de bezwaarfase zijn standpunt kon onderbouwen. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank, maar verklaart het beroep van [appellant] alsnog ongegrond. De Afdeling oordeelt dat het college terecht handhavend heeft opgetreden, omdat het houden van paarden op het perceel niet valt onder de toegestane nevenactiviteiten volgens het bestemmingsplan. De Afdeling gelast dat het college het griffierecht aan [appellant] vergoedt.