ECLI:NL:RVS:2018:4223
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. J.W. de Haan, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 9 augustus 2018. De rechtbank had de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 juli 2018 hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. De vreemdelingen hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij zich beroepen op de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, die betrekking heeft op de westerse levensstijl van vrouwelijke asielzoekers.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de beroepen van de vreemdelingen zijn alsnog gegrond verklaard. De staatssecretaris is verplicht om de gestelde westerse levensstijl van vreemdeling 1 opnieuw te onderzoeken en te beoordelen, met inachtneming van de eerder genoemde uitspraak over de onderzoeksplicht en motiveringsplicht.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval zijn vastgesteld op € 1.503,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2018.