ECLI:NL:RVS:2018:4223

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
201806803/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. J.W. de Haan, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 9 augustus 2018. De rechtbank had de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 juli 2018 hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. De vreemdelingen hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij zich beroepen op de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, die betrekking heeft op de westerse levensstijl van vrouwelijke asielzoekers.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de beroepen van de vreemdelingen zijn alsnog gegrond verklaard. De staatssecretaris is verplicht om de gestelde westerse levensstijl van vreemdeling 1 opnieuw te onderzoeken en te beoordelen, met inachtneming van de eerder genoemde uitspraak over de onderzoeksplicht en motiveringsplicht.

Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval zijn vastgesteld op € 1.503,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2018.

Uitspraak

201806803/1/V2.
Datum uitspraak: 19 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[vreemdeling 2] en [vreemdeling 1], mede voor hun minderjarige kinderen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 9 augustus 2018 in zaken nrs. NL18.12978 en NL18.12980 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 juli 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 9 augustus 2018 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. J.W. de Haan, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, over een westerse levensstijl van vrouwelijke asielzoekers, is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen alsnog gegrond verklaren en de besluiten van 4 juli 2018 wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb vernietigen.
2.    Dit betekent dat de staatssecretaris de gestelde westerse levensstijl van vreemdeling 1 opnieuw moet onderzoeken en beoordelen. De staatssecretaris moet hierbij dat wat de Afdeling in voormelde uitspraak van 21 november 2018 onder 5.10-5.12 en onder 8.7 over de onderzoeksplicht en de motiveringsplicht van de staatssecretaris in algemene zin heeft overwogen, in acht nemen.
3.    De staatssecretaris moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 9 augustus 2018 in zaken nrs. NL18.12978 en NL18.12980;
III.    verklaart de beroepen gegrond;
IV.    vernietigt de besluiten van 4 juli 2018, V-nummers […] en […];
V.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.503,00 (zegge: vijftienhonderddrie euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Prins
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2018
691.