ECLI:NL:RVS:2018:4222
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 30 juni 2017 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond in haar uitspraak van 22 maart 2018. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Hidding, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 december 2018 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep gegrond is, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 21 november 2018 over de westerse levensstijl van vrouwelijke asielzoekers. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep alsnog gegrond. Dit betekent dat de staatssecretaris de westerse levensstijl van de vreemdeling opnieuw moet onderzoeken en beoordelen, met inachtneming van de eerder gegeven overwegingen over de onderzoeksplicht en motiveringsplicht.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.503,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 december 2018.