ECLI:NL:RVS:2018:4218
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 december 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 oktober 2018 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 14 november 2018 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
De voorzieningenrechter overweegt dat de overdrachtstermijn, zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening, op 25 maart 2019 verstrijkt. De staatssecretaris heeft geen andere spoedeisende omstandigheden aangevoerd die het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigen. Daarom concludeert de voorzieningenrechter dat er op dit moment geen spoedeisend belang is en wijst het verzoek af. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek zijn gemaakt, tot een bedrag van € 501,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.