ECLI:NL:RVS:2018:4214
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet-ontvankelijk verklaring van verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 11 juli 2018 niet-ontvankelijk zijn verklaard. De vreemdelingen hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. De rechtbank heeft op 31 juli 2018 de beroepen gegrond verklaard, de besluiten vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 december 2018 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep gegrond is, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 21 november 2018, waarin is geoordeeld over de westerse levensstijl van vrouwelijke asielzoekers. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart de beroepen alsnog gegrond. Dit houdt in dat de staatssecretaris de gestelde westerse levensstijl van vreemdeling 1 opnieuw moet onderzoeken en beoordelen, met inachtneming van de eerder gegeven overwegingen over de onderzoeksplicht en motiveringsplicht.
Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 1.503,00 bedragen, toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.