ECLI:NL:RVS:2018:4213

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
201802881/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing van asielaanvragen en inreisverbod door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 29 maart 2018 hun beroepen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 februari 2018 de aanvragen afgewezen en een inreisverbod uitgevaardigd. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.C. van den Berg, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 december 2018 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep gegrond is, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 21 november 2018 over de westerse levensstijl van vrouwelijke asielzoekers. De rechtbank had de beroepen van de vreemdelingen ten onrechte ongegrond verklaard, en de besluiten van de staatssecretaris zijn vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De staatssecretaris is verplicht om de gestelde westerse levensstijl van vreemdeling 1 opnieuw te onderzoeken en te beoordelen, met inachtneming van de overwegingen uit de eerdere uitspraak. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 1.503,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J.W. Prins, griffier.

Uitspraak

201802881/1/V2.
Datum uitspraak: 19 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 29 maart 2018 in zaken nrs. NL18.4196 en NL18.4198 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 28 februari 2018 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en tegen hen een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 29 maart 2018 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, advocaat te Waalwijk, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, over een westerse levensstijl van vrouwelijke asielzoekers, is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen alsnog gegrond verklaren en de besluiten van 28 februari 2018 wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb vernietigen.
2.    Dit betekent dat de staatssecretaris de gestelde westerse levensstijl van vreemdeling 1 opnieuw moet onderzoeken en beoordelen. De staatssecretaris moet hierbij dat wat de Afdeling in voormelde uitspraak van 21 november 2018 onder 5.10-5.12 en onder 8.7 over de onderzoeksplicht en de motiveringsplicht van de staatssecretaris in algemene zin heeft overwogen, in acht nemen.
3.    De staatssecretaris moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 29 maart 2018 in zaken nrs. NL18.4196 en NL18.4198;
III.    verklaart de beroepen gegrond;
IV.    vernietigt de besluiten van 28 februari 2018, V-nummers […] en […];
V.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.503,00 (zegge: vijftienhonderddrie euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Prins
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2018
691.