ECLI:NL:RVS:2018:4213
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing van asielaanvragen en inreisverbod door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 29 maart 2018 hun beroepen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 februari 2018 de aanvragen afgewezen en een inreisverbod uitgevaardigd. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.C. van den Berg, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 december 2018 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep gegrond is, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 21 november 2018 over de westerse levensstijl van vrouwelijke asielzoekers. De rechtbank had de beroepen van de vreemdelingen ten onrechte ongegrond verklaard, en de besluiten van de staatssecretaris zijn vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De staatssecretaris is verplicht om de gestelde westerse levensstijl van vreemdeling 1 opnieuw te onderzoeken en te beoordelen, met inachtneming van de overwegingen uit de eerdere uitspraak. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 1.503,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J.W. Prins, griffier.