ECLI:NL:RVS:2018:4211
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Deze aanvraag werd op 18 december 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank verklaarde op 18 mei 2018 het beroep ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.E. Stassen-Buijs.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 december 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep gegrond was, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 21 november 2018 over de westerse levensstijl van vrouwelijke asielzoekers. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep alsnog gegrond. Dit betekent dat de staatssecretaris de westerse levensstijl van de vreemdeling opnieuw moet onderzoeken en beoordelen, met inachtneming van de eerder gegeven overwegingen.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met het hoger beroep, tot een bedrag van € 1.503,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J.W. Prins, griffier.