ECLI:NL:RVS:2018:4202

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
201810013/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met inreisverbod

Op 18 december 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De vreemdeling had eerder een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem werd opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod werd opgelegd. Dit besluit was genomen op 29 november 2018. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 17 december 2018 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat zijn voorgenomen uitzetting op 19 december 2018 om 21:20 uur achterwege blijft. De voorzieningenrechter overwoog dat de noodzakelijke stukken voor de beoordeling van de ingediende grieven nog niet waren ontvangen en dat de termijn voor hoger beroep nog niet was verstreken. Daarom besloot de voorzieningenrechter om de voorgenomen uitzetting op te schorten tot er meer duidelijkheid was over de ingediende grieven.

Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 501,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 december 2018.

Uitspraak

201810013/2/V3.
Datum uitspraak: 18 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 17 december 2018 in zaak nr. NL18.23146 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2018 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 17 december 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zijn voorgenomen uitzetting op 19 december 2018 om 21:20 uur achterwege blijft. Nu de voor de beoordeling van de ingediende grieven noodzakelijke stukken nog niet zijn ontvangen, ziet de voorzieningenrechter, mede gelet op de omstandigheid dat de hogerberoepstermijn nog niet is verstreken, aanleiding om bij wijze van ordemaatregel de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Nadat de stukken zijn ontvangen en vorenbedoelde termijn is verstreken, zal de voorzieningenrechter beoordelen of daarin grond is gelegen ambtshalve tot wijziging van de getroffen voorlopige voorziening over te gaan.
2.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de voorgenomen uitzetting op 19 december 2018 achterwege blijft;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Wissels    w.g. Van de Kolk
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2018
347.