ECLI:NL:RVS:2018:4191

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
201801015/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit tot handhaving en verwijdering van een loods te Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 22 december 2017 het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 6 december 2016 vernietigd, waarin het college had besloten dat aan [persoon] geen last onder dwangsom werd opgelegd voor het verwijderen van een loods op het perceel te Amsterdam. Het college had eerder, op 12 augustus 2015, [persoon] onder dwangsom gelast de loods te verwijderen, omdat het gebruik van de loods als woning was beëindigd. De rechtbank oordeelde dat de loods niet zonder vergunning was gebouwd en dat er geen sprake was van overtreding van een wettelijk voorschrift ten tijde van het besluit van 12 augustus 2015. Hierdoor was de last onder dwangsom ten onrechte opgelegd.

Tijdens de zitting op 6 november 2018 heeft [appellant] betoogd dat het besluit van 12 augustus 2015 niet alleen een last onder dwangsom tot verwijdering van de loods inhoudt, maar ook moet worden aangemerkt als een aanzegging tot verwijdering. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het besluit van 12 augustus 2015 enkel kan worden aangemerkt als een last tot verwijdering en dat de rechtbank niet buiten de omvang van het geschil is getreden door het besluit te herroepen.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2018.

Uitspraak

201801015/1/A1.
Datum uitspraak: 19 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2017 in zaak nr. 17/271 in het geding tussen:
[appellant]
en
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam, thans: het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 12 augustus 2015 heeft het college, voor zover hier van belang, [persoon A] en [persoon B] (hierna: [persoon]) onder dwangsom gelast de loods op het perceel [locatie] te Amsterdam (hierna: het perceel) te verwijderen en geheel verwijderd te houden vanaf het moment dat het gebruik van de loods als woning wordt beëindigd, doch uiterlijk binnen een termijn van drie jaar na verzenddatum van dit besluit.
Bij besluit van 6 december 2016 heeft het college het door [persoon] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 12 augustus 2015 herroepen en beslist dat aan [persoon] geen last onder dwangsom wordt opgelegd.
Bij uitspraak van 22 december 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 6 december 2016 vernietigd en het bezwaar tegen de last onder dwangsom betreffende het verwijderen van de loods gegrond verklaard en het besluit van 12 augustus 2015 op dat punt herroepen. De rechtbank heeft bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 6 december 2016. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[persoon] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2018, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door M.M. Jobst, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant], die naast het perceel woont, heeft in augustus 2013 verzocht om handhaving ten aanzien van onder andere het zonder omgevingsvergunning in stand houden van de loods. [persoon] is eigenaar van de loods. Bij het besluit van 12 augustus 2015 heeft het college [persoon] onder dwangsom gelast de loods te verwijderen.
Aangevallen uitspraak
2.    De rechtbank heeft het besluit van 12 augustus 2015, voor zover het betrekking heeft op de verwijdering van de loods, herroepen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat voor de bouw van de loods een tijdelijke vergunning is verleend onder de voorwaarde dat het bouwwerk eerst na een schriftelijke aanzegging van het college (binnen veertien dagen) moet worden verwijderd. De loods is dus niet gebouwd zonder vergunning. Voorts is niet gebleken van een (eerdere) aanzegging tot verwijdering, zodat ten tijde van het besluit van 12 augustus 2015 nog geen sprake was van overtreding van een wettelijk voorschrift. Volgens de rechtbank heeft het college dan ook ten onrechte de last onder dwangsom tot verwijdering van de loods opgelegd en mag de loods blijven staan in ieder geval tot het college opnieuw een schriftelijke aanzegging tot verwijdering doet.
Procesbelang
3.    Bij besluit van 14 augustus 2018, dat geen onderwerp is van het geding, heeft het college aan [persoon] omgevingsvergunning verleend voor het omzetten van de tijdelijke vergunning voor de loods in een definitieve vergunning. De Afdeling ziet zich gesteld voor de vraag of [appellant] als gevolg van dit besluit nog procesbelang heeft bij zijn hoger beroep.
3.1.    Ter zitting is gebleken dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de bij besluit van 14 augustus 2018 verleende omgevingsvergunning in rechte onaantastbaar is geworden. [appellant] heeft daarom procesbelang bij zijn hoger beroep.
Beoordeling van het hoger beroep
4.    [appellant] betoogt dat het besluit van 12 augustus 2015 niet alleen een last onder dwangsom tot verwijdering van de loods inhoudt, maar tevens moet worden aangemerkt als een aanzegging tot verwijdering als bedoeld in de tijdelijke vergunning. Deze aanzegging wordt door de herroeping van het besluit door de rechtbank ten onrechte tenietgedaan, aldus [appellant]. Hierdoor is de rechtbank volgens [appellant] buiten de omvang van het geschil getreden. De aanzegging de loods te verwijderen was geen onderdeel van het geschil.
4.1.    In het besluit van 12 augustus 2015 staat onder het kopje "Opleggen last" het volgende: "Gelet op het bepaalde in de tijdelijke bouwvergunning van 29 juli 1937 (lees: 10 maart 1933) gelasten wij u om de loods te verwijderen en geheel verwijderd te houden vanaf het moment dat het gebruik van de loods als woning wordt beëindigd, doch uiterlijk binnen een termijn van drie jaar na de verzenddatum van dit besluit." Gelet op deze formulering kan dit alleen worden aangemerkt als een last tot verwijdering van de loods. Anders dan [appellant] betoogt kan deze last niet ook worden aangemerkt als een aanzegging als bedoeld in de tijdelijke bouwvergunning, omdat die aanzegging niet in de vorm van een last kan worden gedaan. Het besluit bevat geen aanzegging. Alleen om die reden al is de rechtbank door het besluit van 12 augustus 2015 te herroepen niet buiten de omvang van het geschil getreden.
Het betoog faalt.
5.    [appellant] heeft op zitting betoogd dat de loods niet meer in overeenstemming is met de tijdelijke bouwvergunning. Het voor het eerst op zitting aanvoeren van dit betoog is in strijd met een goede procesorde. Daarom laat de Afdeling dit betoog verder buiten beschouwing.
Conclusie en proceskosten
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
w.g. Van den Broek
lid van de enkelvoudige kamer    De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2018
270-842.