ECLI:NL:RVS:2018:4186

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
201709530/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlenging huisverbod door burgemeester

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 5 oktober 2017 het beroep van [appellant] tegen de verlenging van een huisverbod door de burgemeester van Zeewolde ongegrond verklaarde. De burgemeester had op 29 september 2017 besloten het huisverbod van [appellant] met achttien dagen te verlengen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester het besluit op de juiste wijze had bekendgemaakt, namelijk door nederlegging bij de gemeentesecretarie, omdat [appellant] zijn verblijfplaats niet kenbaar wilde maken.

Tijdens de zitting op 5 september 2018 heeft [appellant], bijgestaan door zijn advocaat mr. E.A.C. Nijhof-Top, zijn bezwaren tegen de bekendmaking van het besluit toegelicht. Hij betoogde dat de burgemeester ten onrechte had gesteld dat hij zijn adres niet wilde opgeven en dat er geen bewijs was dat het besluit daadwerkelijk was nedergelegd bij de gemeentesecretarie. [appellant] voerde aan dat de burgemeester het besluit pas had bekendgemaakt nadat de duur van het huisverbod was geëindigd, waardoor verlenging niet meer mogelijk was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 19 december 2018 geoordeeld dat de voorzieningenrechter terecht had vastgesteld dat [appellant] zijn verblijfplaats niet kenbaar wilde maken. De wijze van bekendmaking door de burgemeester was in overeenstemming met de wet, en er was geen verplichting om het besluit ook te publiceren. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201709530/1/A3.
Datum uitspraak: 19 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Zeewolde,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 5 oktober 2017 in
zaak nr. C/16/447280/FL RK 17-1932 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Zeewolde.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2017 heeft de burgemeester het aan [appellant] opgelegde huisverbod verlengd met een aansluitende periode van achttien dagen.
Bij mondelinge uitspraak van 5 oktober 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. E.A.C. Nijhof-Top, advocaat te Zeewolde, is verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.    Artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt: "Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt."
Artikel 3:41 van de Awb luidt:
"1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2. Indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze."
Artikel 2, zevende lid, van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: de Wth) luidt: "[…] Indien de verblijfplaats van de uithuisgeplaatste niet bekend is, kan bekendmaking plaatsvinden door nederlegging van het huisverbod bij de gemeentesecretarie."
Hogerberoepsgrond
2.    [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de burgemeester, door nederlegging van het besluit van 29 september 2017 op die dag bij de gemeentesecretarie, dat besluit op andere geschikte wijze bekend heeft gemaakt als bedoeld in artikel 3:41, tweede lid, van de Awb.
Hij voert aan dat het onjuist is dat hij zijn adres niet kenbaar wilde maken. [appellant] wijst er daarnaast op dat hij zowel telefonisch als per e-mail bereikbaar was. Verder is volgens [appellant] niet gebleken dat de burgemeester het besluit van 29 september 2017, zoals de burgemeester stelt, heeft nedergelegd bij de gemeentesecretarie en heeft de burgemeester daarnaast ten onrechte nagelaten dat besluit te publiceren. Nu de burgemeester het besluit van 29 september 2017 eerst heeft bekendgemaakt nadat de duur van het huisverbod was geëindigd, was verlenging daarvan niet langer mogelijk, aldus [appellant].
Beoordeling
2.1.    De voorzieningenrechter heeft terecht uit de op de zaak betrekking hebbende stukken afgeleid dat [appellant] zijn verblijfplaats niet kenbaar wilde maken en dat het besluit van 29 september 2017 daarom niet aan hem kon worden toegezonden. Zo staat in het rapport van de situatie ter plaatse dat [appellant] niet zijn tijdelijke verblijfplaats wilde opgeven en dat hij te kennen heeft gegeven dat hij zichzelf wel kon redden. [appellant] heeft daarnaast niet toegelicht of gestaafd met stukken dat hij zijn verblijfplaats aan de burgemeester kenbaar heeft gemaakt. Ingevolge artikel 2, zevende lid, van de Wth, kan in dat geval bekendmaking plaatsvinden door nederlegging bij de gemeentesecretarie. Deze gevolgde wijze van bekendmaking is ook in overeenstemming met artikel 3:41, tweede lid, van de Awb, omdat deze is aan te merken als andere geschikte wijze van bekendmaking. Anders dan waarvan [appellant] uitgaat, rustte op de burgemeester geen verplichting om daarnaast nog het besluit van 29 september 2017 te publiceren. Dat niet is gebleken dat de burgemeester het besluit heeft nedergelegd bij de gemeentesecretarie, heeft [appellant] niet toegelicht of gestaafd met stukken. Daarom wordt daaraan voorbij gegaan.
Het betoog faalt.
Conclusie
3.      Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.L. Crombach, griffier.
w.g. Borman    w.g. Crombach
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2018
689.