201701643/2/R1.
Datum uitspraak: 7 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Wapenveld, gemeente Heerde,
en
de raad van de gemeente Heerde,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak, onderscheidenlijk einduitspraak, van 6 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2423, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van de raad van 19 december 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ontwikkelingsgebieden, 7e herziening (Hondenbergseweg ong. te Wapenveld)" te herstellen. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad op 18 december 2017 een nadere motivering van het besluit van 19 december 2016 vastgesteld.
[appellant] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, zijn zienswijze daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Tussenuitspraak
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak van 6 september 2017 overwogen dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de door [appellant] genoemde locatie aan de andere zijde van de Hondenbergseweg niet geschikt zou zijn voor het realiseren van de voorziene woning. Het plan is dan ook in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Om die reden is het beroep gegrond en dient het besluit te worden vernietigd. De Afdeling zal evenwel beoordelen of de rechtsgevolgen ervan in stand kunnen blijven en overweegt daartoe als volgt.
Inhoudelijk
2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om het gebrek dat in het besluit van 19 december 2016 is geconstateerd te herstellen. Daartoe diende de raad alsnog toereikend te motiveren waarom volgens hem de door [appellant] genoemde alternatieve locatie niet geschikt is voor het realiseren van de voorziene woning, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.
3. De raad heeft op 18 december 2017 beslist omtrent een nadere motivering van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ontwikkelingsgebieden, 7e herziening (Hondenbergseweg ong. te Wapenveld)" .
De raad stelt zich onder meer op het standpunt dat de door [appellant] genoemde alternatieve locatie aan de overzijde van de Hondenbergseweg ter plaatse van het kadastrale perceel gemeente Heerde, sectie C., nr. 3779, minder geschikt is, omdat deze locatie precies tussen woonbebouwing aan de Flessenbergerweg en woonbebouwing aan de Hondenbergseweg ligt. Het realiseren van een woning ter plaatse zou leiden tot een beperking van het uitzicht van aanzienlijk meer omwonenden dan in het onderhavige plangebied, in het bijzonder van de bewoners aan de Flessenbergerweg 20 tot en met 28 en de bewoners aan de Hondenbergseweg 1, 2, 2a en 3a. Voor zover [appellant] er in zijn zienswijze op heeft gewezen dat de meeste van deze woningen op een afstand van minimaal 50 m van de alternatieve locatie staan, overweegt de Afdeling dat de woning van [appellant] zelf op een afstand van minimaal 80 m staat ten opzichte van het bouwvlak van het plandeel "Wonen". Voorts heeft de raad erop gewezen dat tussen de gemeente en de initiatiefnemer op 22 november 2016 een anterieure overeenkomst is gesloten, die betrekking heeft op het realiseren van een woning in het onderhavige plangebied. De Afdeling overweegt dat, hoewel een overeenkomst niet kan leiden tot een verplichting van de raad aan gronden een bestemming te geven die de raad niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening acht, dit wel een omstandigheid is die de raad bij de vaststelling van het plan in zijn overwegingen dient te betrekken. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid niet voor het door [appellant] aangedragen alternatief heeft hoeven kiezen.
Het betoog faalt.
4. Voor zover [appellant] in zijn zienswijze te kennen heeft gegeven dat het realiseren van een woning in het plangebied leidt tot aantasting van het landschap, zodat van landschappelijke versterking geen sprake is, overweegt de Afdeling dat in rechtsoverweging 10.3 van de tussenuitspraak reeds is geoordeeld dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de openheid van het landschap. Behoudens zeer uitzonderlijke gevallen kan de Afdeling niet terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.
Het betoog faalt.
Conclusie
5. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de door de raad gegeven nadere motivering voor het bestemmingsplan "Ontwikkelingsgebieden, 7e herziening (Hondenbergseweg ong. te Wapenveld)" niet toereikend is.
6. Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven.
Proceskosten
7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Voor zover [appellant] heeft verzocht om vergoeding van verletkosten, overweegt de Afdeling dat voor de vergoeding van de verletkosten een forfaitair aantal uren van zes wordt gehanteerd. Ten aanzien van het verzoek van [appellant] de raad te veroordelen in de kosten van het meebrengen van een getuige ter zitting, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken van het meebrengen van een getuige overeenkomstig artikel 8:60, vierde lid, van de Awb, zodat het verzoek om een proceskostenveroordeling om die reden in zoverre wordt afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heerde van 19 december 2016, waarbij het bestemmingsplan "Ontwikkelingsgebieden, 7e herziening (Hondenbergseweg ong. te Wapenveld)" is vastgesteld;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Heerde tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 163,53 (zegge: honderddrieënzestig euro en drieënvijftig cent);
V. gelast dat de raad van de gemeente Heerde aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Minderhoud w.g. Driessen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2018
634.