ECLI:NL:RVS:2018:4128
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 10 oktober 2018. De rechtbank had de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 7 november 2018 vernietigd. De staatssecretaris werd opgedragen binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen.
De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek geen verdere strekking heeft dan te bepalen dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven, en heeft daarom het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 december 2018.