ECLI:NL:RVS:2018:4127
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 december 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 juli 2018. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag voor verlenging van de verblijfsvergunning af te wijzen, vernietigd.
De staatssecretaris had op 5 februari 2016 de aanvraag van de vreemdeling om verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. Dit besluit werd door de staatssecretaris later, op 12 oktober 2016, in bezwaar ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot de uitspraak van de rechtbank.
In het verzoek om voorlopige voorziening vroeg de staatssecretaris om uitstel van de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, totdat er een beslissing in het hoger beroep zou zijn genomen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter overwoog dat de uitspraak van de rechtbank niet vereist dat de staatssecretaris de verblijfsvergunning moet verlengen en dat de uitvoering van de uitspraak geen onomkeerbare gevolgen met zich meebrengt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 501,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.