ECLI:NL:RVS:2018:4117

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
201802482/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van mr. J.J. van Eck door verzoekster in bestuursrechtelijke procedure

Op 26 november 2018 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.J. van Eck, lid van de meervoudige kamer van de Raad van State, in verband met de behandeling van de zaak met nummer 201802482/1/A2. De wraking is aangevraagd op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat verzoekster meende dat de staatsraad tijdens de zitting de schijn van partijdigheid had gewekt door een opmerking te maken over het doel van de herroepingsprocedure. De staatsraad heeft niet in de wraking berust en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Het wrakingsverzoek is op 6 december 2018 ter openbare zitting behandeld, maar verzoekster is niet verschenen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. Verzoekster heeft geen dergelijke uitzonderlijke omstandigheden aangevoerd. De opmerking van de staatsraad over de herroepingsprocedure werd gedaan om een reactie van verzoekster uit te lokken, en verzoekster heeft van die gelegenheid gebruikgemaakt. De Afdeling concludeert dat de opmerking niet kan leiden tot de conclusie dat de staatsraad niet onpartijdig zal handelen in de behandeling van het hoger beroep.

Daarom heeft de Afdeling bestuursrechtspraak het verzoek om wraking afgewezen. De beslissing is genomen door de voorzitter mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en de leden mr. A.B.M. Hent en mr. J. Kramer, in tegenwoordigheid van griffier mr. A. Heinen. De uitspraak vond plaats op 14 december 2018.

Uitspraak

201802482/2/A2.
Datum beslissing: 14 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoekster], gevestigd te [plaats], vertegenwoordigd door [gemachtigde],
verzoekster,
om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van mr. J.J. van Eck als lid van de Afdeling bij de behandeling van de zaak nr. 201802482/1/A2.
Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2018, heeft [verzoekster] verzocht om wraking van mr. J.J. van Eck als lid van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaak met nr. 201802482/1/A2.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 6 december 2018 ter openbare zitting aan de orde gesteld, waar [verzoekster] met kennisgeving niet is verschenen.
Overwegingen
1.    Artikel 8:15 van de Awb luidt: "Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden."
2.    Aan het verzoek om wraking heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd dat de staatsraad tijdens de zitting bij de behandeling van het hoger beroep door het maken van een opmerking over het doel van de herroepingsprocedure de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid heeft gewekt.
2.1.    Als maatstaf geldt dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een staatsraad in een door hem behandelde zaak jegens een belanghebbende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een belanghebbende ter zake bestaande vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Het enkele subjectieve oordeel van de belanghebbende is niet doorslaggevend. Zodanige uitzonderlijke omstandigheid heeft [verzoekster] niet aangevoerd.
2.2.    Uit het ter zake opgemaakte proces-verbaal van de zitting kan worden afgeleid dat de staatsraad heeft opgemerkt dat het doel van de herroepingsprocedure de herroeping van de echtscheiding is. [verzoekster] is direct in de gelegenheid gesteld om op deze opmerking te reageren. [verzoekster] heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt.
2.3.    Gelet op de eerdere vraagstelling, zoals deze aan de opmerking is voorafgegaan, kan worden aangenomen dat de opmerking is gemaakt om een reactie van [verzoekster] daarop te krijgen. Nu [verzoekster] haar reactie direct heeft kunnen geven en argumenten en haar standpunt daarover naar voren heeft kunnen brengen, kan uit de inhoud van die enkele opmerking niet worden afgeleid dat de staatsraad het hoger beroep niet onpartijdig of met vooringenomenheid zal behandelen, dan wel dat de vrees dat de staatsraad een vooringenomenheid jegens [verzoekster] koestert objectief gerechtvaardigd is. Gelet daarop kan het aangevoerde niet leiden tot het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.    Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Heinen, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Heinen
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2018
632.