201805525/1/A2.
Datum uitspraak: 12 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2018 in zaak nr. AMS 18/21 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 13 juni 2017 heeft de raad de aan [appellant] verleende toevoeging voor rechtsbijstand, met kenmerk 4KP6033, ingetrokken.
Bij besluit van 8 november 2017 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 mei 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Bij het besluit van 13 juni 2017 heeft de raad een eerder aan [appellant] verleende toevoeging voor rechtsbijstand ingetrokken nadat gebleken was dat zijn verzamelinkomen boven de wettelijke grens lag. Hij moet daardoor een bedrag van € 611,44 aan de raad terugbetalen en daarom heeft hij bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het bezwaarschrift is niet op tijd door de raad ontvangen omdat het onjuist was geadresseerd als gevolg waarvan het niet is bezorgd en door PostNL aan [appellant] retour is gezonden. De raad heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en de rechtbank het beroep hiertegen ongegrond. Dat het bezwaarschrift verkeerd is geadresseerd, is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht, aldus de rechtbank.
2. [appellant] betoogt dat Nederlands niet zijn moedertaal is en hij voor het opstellen daarvan gebruik heeft gemaakt van een voorbeeldbrief op internet met het adres van de bezwaarschriftencommissie van de raad. Verder is zijn bezwaarschrift op 25 juli 2017 door PostNL voorzien van een stempel, waaruit volgt dat hij de brief binnen de bezwaartermijn naar de raad heeft gezonden. Pas op 5 september 2017 kreeg hij van PostNL een bericht dat zijn brief niet bezorgd kon worden. Meteen de volgende dag, op 6 september 2017, heeft hij alsnog een bezwaarschrift, naar het juiste adres gestuurd. Hij is niet in staat om het door de raad gevorderde bedrag terug te betalen, aangezien hij al lange tijd werkloos is en veel andere kosten heeft, aldus [appellant].
2.1. Artikel 6:7 van de Awb luidt: De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, luidt: De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9, eerste lid, luidt: Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Het tweede lid luidt: Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11 luidt: Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Vaststaat dat tot en met 25 juli 2017 bezwaar kon worden gemaakt tegen het besluit van 13 juni 2017. Het bezwaarschrift van [appellant] is op 8 september 2017 bij de raad ingekomen, zodat het niet binnen de wettelijke termijn door de raad is ontvangen. Een bezwaarschrift wordt geacht tijdig te zijn ingediend indien het binnen de bezwaartermijn op de post is gedaan, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn door het bestuursorgaan is ontvangen. Het bezwaarschrift is meer dan een week na afloop van de bezwaartermijn door de raad ontvangen, zodat de stelling van [appellant], dat hij het bezwaarschrift binnen de bezwaartermijn aan de raad heeft gezonden, hem niet kan baten. Dat het bezwaarschrift van een onjuist adres is voorzien, is geen grond om niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten. Het is aan de verzender om een brief of een poststuk van een juiste adressering te voorzien. Dat [appellant] het adres van een voorbeeldbrief heeft gebruikt, maakt niet dat deze onjuiste adressering niet aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank heeft er terecht op gewezen dat in het besluit van 13 juni 2017 het juiste adres is vermeld. Verder is de door [appellant] gebruikte voorbeeldbrief niet afkomstig van de website van de raad, zodat hij er niet zondermeer van kon uitgaan dat op de brief het juiste adres stond vermeld. Dat hij pas op 5 september 2017 ervan op de hoogte is geraakt dat zijn bezwaarschrift van een onjuist adres was voorzien, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de raad het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog slaagt niet.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Donner-Haan
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2018
674.