ECLI:NL:RVS:2018:4012

Raad van State

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
201806205/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 december 2018 uitspraak gedaan op een verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd gekregen, maar deze was op 5 november 2015 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ingetrokken, vergezeld van een inreisverbod. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd op 6 december 2017 ongegrond verklaard door de staatssecretaris. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 3 juli 2018 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift.

De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In afwachting van de uitkomst van dit hoger beroep verzocht de vreemdeling de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet totdat er een nieuw besluit was genomen. De voorzieningenrechter had eerder op 9 augustus 2018 een verzoek van de staatssecretaris om geen uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechtbank afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris niet had voldaan aan de opdracht van de rechtbank om binnen de gestelde termijn een nieuw besluit te nemen. Gezien het belang van de vreemdeling bij het treffen van de gevraagde voorziening, besloot de voorzieningenrechter om het verzoek toe te wijzen.

In de beslissing werd bepaald dat de vreemdeling niet zou worden uitgezet totdat de staatssecretaris opnieuw op het bezwaarschrift had beslist. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 501,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

201806205/3/V3.
Datum uitspraak: 6 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [de vreemdeling] om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van onder meer:
[de vreemdeling]
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 3 juli 2018 in zaak nr. 17/16312 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 november 2015 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd ingetrokken en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij besluit van 6 december 2017 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juli 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 5 november 2015 herroepen voor zover daarbij tegen de vreemdeling een inreisverbod is uitgevaardigd en de staatssecretaris opgedragen binnen een termijn van zes weken na verzending van die uitspraak een nieuw besluit op het bezwaarschrift te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is door de griffier van de rechtbank ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij niet wordt uitgezet totdat de staatssecretaris opnieuw op het door hem gemaakte bezwaar heeft beslist.
2.    Bij uitspraak van 9 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter een verzoek van de staatssecretaris om in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering te hoeven geven aan de uitspraak van de rechtbank, afgewezen. Niet is gebleken dat de staatssecretaris inmiddels uitvoering heeft gegeven aan de opdracht van de rechtbank om binnen een termijn van zes weken na verzending van haar uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift. Gelet hierop en op het belang van de vreemdeling bij het treffen van de gevraagde voorziening ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3.    Het verzoek komt op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
4.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet totdat de staatssecretaris opnieuw op het bezwaarschrift heeft beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Vonk
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2018
345.