201802606/2/A3 en 201802636/2/A3.
Datum beslissing: 5 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 28 november 2018, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. D.A.C. Slump (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van de zaken met nrs. 201802636/1/A3 en 201802606/1/A3.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 28 november 2018 ter openbare zitting aan de orde gesteld, waar [verzoeker] niet is verschenen.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 28 november 2018 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb ten aanzien van alle leden van de Afdeling buiten behandeling gelaten en ten aanzien van de staatsraad afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Overweging
1. Artikel 8:15 van de Awb luidt: 'Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.'
2. Aan het verzoek om wraking heeft [verzoeker], zakelijk weergegeven, onder meer ten grondslag gelegd dat hij het niet eens is met de wijze van de behandeling van wrakingsverzoeken door de Afdeling. Hij wil dat de wrakingskamer zijn verzoek daarom doorzendt naar een ander gerecht.
2.1. Deze grondslag van het verzoek om wraking betreft naar zijn strekking het gebrek aan vertrouwen in een onpartijdige behandeling van wrakingsverzoeken door de Afdeling. Daarmee is het verzoek naar zijn strekking gericht tegen alle leden van de Afdeling. Het verzoek om wraking van de staatsraad kan daarom in zoverre niet worden aangemerkt als een verzoek om wraking in de zin van artikel 8:15 van de Awb. Het verzoek heeft immers niet specifiek betrekking op de staatsraad. In dit betoog van [verzoeker] ziet de Afdeling geen aanleiding om aan het verzoek om doorzending naar een ander gerecht te voldoen. Gelet hierop wordt het voorliggende wrakingsverzoek in zoverre buiten behandeling gelaten.
3. Aan het verzoek heeft [verzoeker] verder ten grondslag gelegd dat de zaken in behandeling zijn genomen door een enkelvoudige kamer en dat de schijn is gewekt dat de uitspraak al vaststaat omdat de staatsraad de zaken niet heeft verwezen naar een meervoudige kamer.
3.1. De in dit verband aangevoerde argumenten hebben betrekking op een processuele beslissing, die als zodanig niet ter beoordeling staat in een wrakingsprocedure. Volgens vaste jurisprudentie is het instrument van wraking niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen te worden aangewend. Zodanige beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien deze op zich dan wel in onderlinge samenhang bezien een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid van de staatsraad die de betrokken beslissing of beslissingen heeft genomen. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
4. Aan het verzoek heeft [verzoeker] verder ten grondslag gelegd dat de vooringenomenheid van de staatsraad ook blijkt uit de omstandigheid dat hij in zaak nr. 201802606/1/A3 het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank pas van de Afdeling heeft ontvangen nadat hij het griffierecht in hoger beroep heeft betaald. In zaak nr. 201802636/1/A3 heeft hij het proces-verbaal niet ontvangen.
4.1. Voor zover [verzoeker] aanvoert dat hij het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank nodig had voor het maken van de afweging of hij hoger beroep zal instellen, had hij zich tot de rechtbank kunnen wenden. Nadat hoger beroep is ingesteld, maakt een proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank deel uit van het procesdossier, waartoe [verzoeker] toegang heeft, nadat hij is ontvangen in zijn hoger beroep. Wat [verzoeker] in dit verband heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat sprake is van de hiervoor bedoelde partijdigheid.
5. [verzoeker] heeft verder geen andere feiten of omstandigheden met betrekking tot de staatsraad aangevoerd, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6. Het verzoek om wraking van de staatsraad moet daarom in zoverre worden afgewezen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Yildiz
voorzitter griffier
594.