201801112/1/A1.
Datum uitspraak: 5 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Hengelo,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2018 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in de gemeente.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2018, waar het college, vertegenwoordigd door B. Leferink, H. Fikken en L. Davina, is verschenen.
Overwegingen
1. In het ontwerpplaatsingsplan was onder meer voorzien in plaatsing van een ORAC, aangeduid met nummer 1011, ter hoogte van de woning aan de Brecklenkamp [.]. Naar aanleiding van een over deze locatie naar voren gebrachte zienswijze heeft het college de ORAC in het definitieve plaatsingsplan verplaatst naar de hoek van de straten Brecklenkamp en Kleispoor (hierna: de locatie).
2. [appellant] en anderen wonen in de nabijheid van de locatie en kunnen zich niet met de aanwijzing van de locatie verenigen. Zij betogen dat de locatie ongeschikt is omdat de ORAC tot verkeersonveilige situaties leidt. De ORAC ligt namelijk naast een fietspad dat wordt gebruikt door schoolgaande kinderen.
2.1. Bij de keuze voor een locatie voor de plaatsing van ORAC's komt het college beleidsruimte toe. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden en de eventueel naar voren gebrachte alternatieve locaties beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen.
2.2. Bij het bepalen van de locaties voor de ORAC’s heeft het college verscheidene criteria, zoals neergelegd in het besluit van de raad van de gemeente Hengelo van 1 juli 2015, gehanteerd. De criteria zijn:
- de gemiddelde brengafstand naar een ondergrondse container binnen de bebouwde kom is 250 m;
- minimaal 200 huishoudens op een ondergrondse container;
- in verband met verkeersveiligheid locaties waar mogelijk op doorgaande routes;
- rekening houden met kabels/leidingen en hoofdgroenstructuur;
- bij voorkeur op gemeentegrond, op redelijke afstand van woningen.
2.3. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de ORAC op een afstand van 8 tot 10 m van het fietspad is gelegen. Verkeersdeskundigen hebben de locatie ter plaatse beoordeeld en geschikt bevonden. Plaatsing van een ORAC op de locatie leidt volgens de verkeersdeskundigen niet tot onveilige situaties, aldus het college.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat niet aannemelijk is dat plaatsing van de ORAC tot zodanig verkeersonveilige situaties zal leiden dat het college niet in redelijkheid tot aanwijzing van de locatie kon overgaan.
Het betoog faalt.
3. [appellant] en anderen betogen dat de wijk niet geschikt is voor de vuilniswagen die de ORAC zal legen. Het gewicht van de vuilniswagen zal leiden tot schade.
3.1. [appellant] en anderen hebben niet nader geduid waarom zij verwachten dat de vuilniswagen schade zal veroorzaken. Het college heeft ter zitting toegelicht dat eventuele beschadigingen als gevolg van de vuilniswagen zullen worden hersteld. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college in de vrees voor schade dan ook geen aanleiding hoeven vinden om af te zien van aanwijzing van de locatie.
Het betoog faalt.
4. [appellant] en anderen betogen dat zij vanuit hun woningen rechtstreeks zicht hebben op de ORAC. Dit leidt tot aantasting van hun woongenot en waardevermindering van hun woningen.
4.1. Het college heeft in de Nota van antwoord gereageerd op de door belanghebbenden over het ontwerpplaatsingsplan naar voren gebrachte zienswijzen. Daarin staat dat de ORAC’s grotendeels ondergronds worden geplaatst, waarbij de hoogte van het bovengrondse gedeelte ongeveer 1 m bedraagt. Volgens het college leidt plaatsing van de ORAC’s dan ook niet tot vermindering van het woongenot.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich met de weergegeven motivering in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat plaatsing van de containers geen onaanvaardbare aantasting van het woongenot oplevert. In de enkele stelling van [appellant] en anderen dat plaatsing van de ORAC tot waardevermindering van hun woningen zal leiden, heeft het college ook geen aanleiding hoeven vinden om af te zien van de aanwijzing van de locatie. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van hun woningen als gevolg van de plaatsing van de ORAC zal dalen.
Het betoog faalt.
5. [appellant] en anderen betogen dat de komst van de ORAC zal leiden tot zwerfvuil rondom de locatie. Zij vrezen dat de reeds bestaande rattenplaag daardoor zal verergeren.
5.1. Het college heeft zich in de Nota van antwoord op het standpunt gesteld dat weliswaar niet kan worden gegarandeerd dat de locaties van de ORAC’s te allen tijden schoon zullen zijn, maar dat de containers wekelijks worden geleegd en dat wordt opgetreden tegen onjuist gebruik.
Gelet hierop heeft het college in de vrees voor hinder als gevolg van zwerfafval geen reden hoeven te vinden om af te zien van aanwijzing van de locatie.
Het betoog faalt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Polak w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2018
531-912.